Gebruik – Velleman VDPL300QF2 User Manual

Page 10

Advertising
background image

VDPL300QF2

V. 03 – 22/06/2012

10

©Velleman nv

DMX512-aansluiting

Indien van toepassing, sluit een XLR-kabel aan de vrouwelijke 3-pin XLR-uitgang van een controller (niet
meegelev.) en de andere kant van de mannelijke 3-pin XLR-ingang [2] van de VDPL300QF2. U kunt

verscheidene VDPL300QF2’s aan elkaar koppelen met behulp van een seriële koppeling. Gebruik daarvoor

een 2-aderige afgeschermde kabel met XLR ingang- en uitgangsaansluitingen.

De maximaal aanbevolen kabellengte is 500 meter, het aanbevolen maximumaantal toestellen op eenzelfde

aansluiting is 32.

Een DMX eindweerstand is aanbevolen als de DMX-kabel vrij lang is of wordt gebruikt in een omgeving met
veel elektrische ruis (bv. een discotheek). De eindweerstand voorkomt corruptie van het digitale

controlesignaal door elektrische ruis. De DMX eindweerstand is niets meer dan een XLR-stekker met een

weerstand van 120 Ω van pin 2 naar 3. Deze XLR-stekker wordt dan aangesloten op de XLR-uitgang [1]

van het laatste toestel in de reeks.

7.

Gebruik

De VDPL300QF2 kan in verschillende modi gebruikt worden:

standalone (met de ingebouwde microfoon)

master-slave

met DMX512-sturing.

7.1

Standalone met ingebouwde microfoon

In automatische modus bewegen de leds van de VDPL300QF2 synchroon op het ritme van de muziek via de

ingebouwde microfoon.
Om het toestel in te stellen in standalone:
1. Op het achterpaneel [5], zet DIP schakelaar 9 op ON.

Indien schakelaar 10 eveneens op ON staat, zullen de leds sneller bewegen.

2. Zet alle andere DIP schakelaars op OFF.

3. Indien nodig, regel de gevoeligheid van de ingebouwde microfoon met de regeling [3] op het achterpaneel.

7.2

Master-slave modus

In master/slave-modus kunnen meerdere toestellen verbonden worden met een master-toestel. Alle slave-
toestellen zullen vervolgens synchroon functioneren met het master-toestel.
Plaats een toestel in master-modus en alle andere toestellen in slave-modus.
1. Verbind alle toestellen in serie met DMX-kabels.
2. Kies het eerste toestel in de reeks als mastertoestel. Stel het programma in zoals beschreven in

Standalone met ingebouwde microfoon.

3. Stel op elk van de verbonden slave-toestellen de DIP-schakelaars in als volgt:

o

Op het achterpaneel [5], zet alle DIP schakelaars op OFF voor normale slave-modus.

o

Op het achterpaneel [5], zet DIP-schakelaar 10 op ON, alle andere schakelaars op OFF voor

omgekeerde slave-modus.

7.3

DMX-sturing

Alle DMX-gestuurde toestellen hebben een digitaal startadres nodig, zodat het juiste toestel reageert op de

signalen. Dit digitale startadres is het kanaalnummer van waarop het toestel ‘luistert’ naar het signaal van

de DMX controller. U kunt één enkel startadres gebruiken voor een groep toestellen of u kunt per toestel
een nieuw startadres ingeven.

Wanneer u een enkel startadres instelt, zullen alle toestellen ‘luisteren’ naar hetzelfde kanaal. Met andere

woorden: wanneer u de instellingen voor 1 kanaal verandert, zullen alle toestellen er tegelijk op reageren.
Wanneer u verschillende adressen instelt, dan luistert elk toestel naar een ander kanaal. Met andere

woorden: wanneer u de instellingen van een kanaal verandert, zal enkel het toestel op dat kanaal reageren.

In het geval van de 7-kanaals VDPL300QF2, zult u het startadres van het eerste toestel op 1 (CH1~7)
moeten instellen, van het tweede toestel op 8 (1 + 7) (CH8~14), van het derde op 15 (8 + 7) (CH15~21),

enz.

Advertising