Nl: installatieblad, Inleiding, Richtlijnen voor de installatie – Interlogix VE1120 User Manual

Page 20: De detector installeren, Jumperinstellingen

Advertising
background image

20 / 32

P/N 146279999-2 (ML) • REV C • ISS 28JUN12

NL: Installatieblad

Inleiding

De VE1120-serie omvat de bewegingsdetectors VE1120 PIR
en VE1120AM PIR-AM. Ze zijn voorzien van gepatenteerde
spiegel-, pyro- en signaalverwerkingstechnologie.

Richtlijnen voor de installatie

De technologie in deze detectors maakt het systeem minder
gevoelig voor valse alarmen. Vermijd echter bepaalde situaties
die instabiliteit kunnen veroorzaken (zie afbeelding 1), zoals:

Rechtstreeks zonlicht op de detector

Veel tocht op de detector

Warmtebronnen binnen het blikveld van de detector

Dieren binnen het blikveld van de detector.

Het kijkveld van de detector versperren met grote
objecten, zoals meubels

Objecten binnen 50 cm van de AM-detector (anti-
maskering).

Twee detectors recht tegenover elkaar en met minder dan
50 cm tussenruimte installeren (alleen AM-detectors)

De detector installeren

Legenda afbeelding 7

Item Beschrijving

(1) Standaardaansluiting

(fabrieksstandaard)

(2) Dubbele

lusaansluiting

CP Centrale

WT Looptest

AM Antimaskering

D/N Dag/nacht

Rtest

Test op afstand

Ga als volgt te werk om de detector te installeren:

1. Neem het afdekplaatje uit en verwijder de schroef eronder

(zie afbeelding 2, stap 1).

2. Wrik de detector voorzichtig open met een

schroevendraaier (zie afbeelding 2, stappen 2 en 3).

3. Monteer de basis tegen de muur tussen 1,8 m en 3,0 m

vanaf de vloer. Gebruik voor vlakke montage minimaal
twee schroeven (DIN 7998) in positie A. Gebruik voor
hoekmontage schroeven in de positie B of C
(afbeelding 3). Gebruik positie A of C om een
afneembeveiliging te installeren.

4. Sluit de bedrading van de detector aan (zie afbeeldingen 3

en 7).

5. Selecteer de gewenste jumper- en DIP-switchinstellingen

(zie afbeelding 5). Zie “Jumperinstellingen” hieronder voor
meer informatie.

6. Verwijder de spiegelsegmentafschermingen en breng de

stickers aan, indien nodig (zie afbeelding 6 voor een
voorbeeld).

7. Als u de detector aan het plafond wilt bevestigen voor een

90° dekking, moet u de SB01-zwenkbeugel gebruiken.

8. Plaats de deksel terug.
9. Breng de schroef aan en plaats het afdekplaatje terug.
Gebruik niet montagepositie B voor EN 50131 niveau 3-
installaties.

Jumperinstellingen

Zie afbeelding 5 voor de locatie van jumpers in de detector.

J1: Niet in gebruik

J3 en J4: Dubbele lusinstelling

Hiermee stelt u de alarm- en sabotagerelais in. U kunt de
detector hiermee op elk controlepaneel aansluiten. Gebruik
jumpers 3 en 4. Zie afbeelding 7.
Gebruik zelftest (RT) om de detector te testen vanaf de
centrale. De detector activeert het alarmrelais als het
testresultaat positief is en activeert het AM-relais als het
testresultaat negatief is.

J6: Polariteitsinstelling van de regelspanning (CV)

Op (standaardinstelling):

De detector bevindt zich in de modus Dag (systeem
uitgeschakeld) wanneer de D/N-ingang is aangesloten op
GND (aansluiting 1)

De detector bevindt zich in de modus Nacht (systeem
ingeschakeld) wanneer de D/N-ingang is aangesloten op
+12 V (aansluiting 2)

De detector bevindt zicht in de modus Looptest Uit (LED's
zijn uitgeschakeld) wanneer de WT-ingang is aangesloten
op GND (aansluiting 1)

De detector bevindt zicht in de modus Looptest Aan
(LED's zijn ingeschakeld) wanneer de WT-ingang is
aangesloten op +12 V (aansluiting 2)

Uit:

De detector bevindt zich in de modus Dag (systeem
uitgeschakeld) wanneer de D/N-ingang is aangesloten op
+12 V (schroefaansluiting 2).

De detector bevindt zich in de modus Nacht (systeem
ingeschakeld) wanneer de D/N-ingang is aangesloten op
GND (aansluiting 1).

De detector bevindt zicht in de modus Looptest Uit (LED's
zijn uitgeschakeld) wanneer de WT-ingang is aangesloten
op +12 V (aansluiting 2).

De detector bevindt zicht in de modus Looptest Aan
(LED's zijn ingeschakeld) wanneer de WT-ingang is
aangesloten op GND (aansluiting 1).

D/N- en WT-functionaliteit

De D/N-ingang:

Bestuurt de LED-functionaliteit samen met de WT-ingang.

Reset het alarmgeheugen

Bestuurt de AM-relaisfunctionaliteit gedurende de
nachtmodus samen met SW1.

De WT-ingang bestuurt de LED-functionaliteit samen met de
D/N-ingang.
Wanneer de detector zich in de dagmodus en de modus
Looptest Aan bevindt, kunnen de LED's van de detector
worden geactiveerd. Zie “LED-indicatie” op pagina 21 voor
meer informatie.
Gedurende de nachtmodus zijn de LED's altijd uitgeschakeld.
Als een PIR-inbraakalarm wordt gedetecteerd in de
nachtmodus en de detector schakelt de dagmodus weer in,
begint de rode LED te knipperen om aan te geven dat er een
alarm in het geheugen staat.
Het alarmgeheugen wordt gereset door de detector om te
schakelen in de nachtmodus.

Advertising