Metz MECABLITZ 44 AF-4 Olympus User Manual

Page 43

Advertising
background image

43

ń

5.2 Diafragma-automatiek S

In de camerafunctie 'S' moet u zelf op de camera een belichtingstijd instellen.
Door de camera wordt dan automatisch een diafragmawaarde gekozen in
overeenstemming met de helderheid van de omgeving.
Schakel de flitser in de TTL flitsfunctie.

5.3 Tijdautomatiek A

In de camerafunctie 'A' moet u zelf op de camera een diafragmawaarde
instellen. Door de camera wordt dan automatisch een belichtingstijd gekozen
in overeenstemming met de helderheid van de omgeving.
Schakel de flitser in de TTL flitsfunctie of stel hem met de hand in.

5.4 Manual M (flitsen met handinstelling)

In de camerafunctie 'M' moet u zelf op de camera een diafragmawaarde en
een belichtingstijd instellen.
Schakel de flitser in de TTL flitsfunctie of stel hem met de hand in.

5.5 Flitstechnieken

5.5.1 Indirect flitsen

Rechtstreeks geflitste zijn heel vaak direct te herkennen aan hun typerend
harde en duidelijke schaduwen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde
lichtafval van voor- naar achtergrond storend. Door indirect te flitsen kunnen
deze verschijnselen verregaand worden vermeden omdat daarbij onderwerp
en achtergrond met verstrooid licht zacht en gelijkmatig verlicht worden. De
reflector wordt hierbij zo gezwenkt, dat hij geschikte reflecterende vlakken
(bijv. het plafond of de wanden van de ruimte) verlicht.
De reflector van de flitser kan tot 900 verticaal gezwenkt worden. Om de
reflectorkop naar beneden te zwenken moet u de ontgrendelknop ብ (Fig.2)
indrukken.
Bij het zwenken van de reflectorkop moet u er op letten, dat u voldoende ver
zwenkt, zodat er geen rechtstreeks flitslicht meer op het onderwerp kan val-
len. Zwenk daarom minstens tot de 60° klikstand. In het LC-display verdwij-
nen de afstandsaanduidingen. De afstand van de flitser via het reflecterende

vlak van plafond of wand tot het onderwerp is nu immers een onbekende
grootheid.
Het door het reflecterende vlak verstrooid gereflecteerde licht geeft een zach-
te verlichting van het onderwerp. Het reflecterende vlak moet neutraal van
kleur, c.q. wit zijn en mag geen structuur (bijv. houten balken in het plafond)
hebben die schaduwen zouden kunnen vormen. Voor kleureffecten kunt u
een reflecterend vlak in de gewenste kleur kiezen.

Let er op, dat bij indirect flitsen de reikwijdte van het flitslicht sterk
afneemt. Voor een normale kamerhoogte kunt u zich voor het bepalen
van de maximale reikwijdte behelpen met de volgende vuistregel:

richtgetal

reikwijdte = ———————————————

verlichtingsafstand x 2

5.5.2 Dichtbijopnamen / macro-opnamen

Om parallaxfouten op te heffen kan de reflector van de flitser in een hoek
van –7° naar beneden worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ontgrendel-
knop ብ (Fig.2) van de reflector en zwenk de reflector naar beneden.
Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten, dat u een bepaalde
minimale verlichtingsafstand moet aanhouden om een te ruime belichting te
vermijden.

De minimale verlichtingsafstand bedraagt ong. 10 procent van de in
het LC-display aangegeven, maximale reikwijdte. Daar er bij het naar
beneden zwenken van de reflector geen reikwijdte wordt aangege-
ven, kunt u zich oriënteren aan de reikwijdte die de flitser aangeeft
als de reflector zich in zijn normale stand bevindt.

5.6 Flitssynchronisatie

5.6.1 Normale synchronisatie (afb. 10)

Bij normale synchronisatie wordt de flitser ontstoken zodra de sluiter van de
camera geheel open staat ('synchronisatie bij het opengaan van de sluiter').
De normale synchronisatie is de standaardfunctie en wordt door alle
camera's uitgevoerd. Hij is voor de meeste flitsopnamen geschikt. De camera

704 47 0118-A2 44 AF-4 O 16.08.2007 15:01 Uhr Seite 43

Advertising