Metz Mecablitz 45 CL-4 User Manual

Page 36

Advertising
background image

36

x

8.1 Invulflitsen met automatiek

Bepaal met de camera of een belichtingsmeter de vereiste combinatie van
diafragma en belichtingstijd voor een normale belichting. Let er daarbij op,
dat de belichtingstijd gelijk aan of langer dan de kortste flitssynchronisatietijd
( afhankelijk van de camera ) is.
Voorbeeld:
Bepaald diafragma = 8; bepaalde belichtingstijd = 1/60 s.
Flitssynchronisatietijd bijv. 1/100 s ( zie gebruiksaanwijzing van de camera )
De beide bepaalde waarden voor diafragma en belichtingstijd kunnen op de
camera worden ingesteld, daar de belichtingstijd langer is dan de flitssynch-
ronisatietijd van de camera.
Om een goede invulling te bereiken, bijv. om het karakter van de schaduw-
werking te behouden, wordt aanbevolen op de flitser een diafragmawaarde
lager te nemen dan het op de camera ingestelde getal. In het voorbeeld werd
op de camera diafragma 8 ingesteld. Wij raden dus aan, op de flitser dan
5,6 in te stellen.

Let erop, dat de bron van het tegenlicht niet rechtstreeks op de foto-
sensor van de flitser schijnt. De elektronica van de flitser zou daardoor

in verwarring worden gebracht.

8.2 Invulflitsen met handbediening

Met behulp van de deelvermogens heeft u bij handbediening de mogelij-
kheid, de gewenste opheldering bewust te sturen.
Volledige opheldering van de schaduwen
Bepaal met de camera of met een belichtingsmeter de vereiste combinatie
van diafragma en belichtingstijd en stel deze op de camera in. De reikwijdte
van de flitser wordt in het instel centrum aangegeven. Wanneer de onder-
werpsafstand kleiner is dan de aangegeven reikwijdte, kan een deelvermo-
gen worden gekozen om de afstand aan te passen.
Gereduceerde opheldering van de schaduwen
Bepaal met de camera of met een belichtingsmeter de vereiste combinatie
van diafragma en belichtingstijd en stel deze op de camera in. Om minder

opheldering van de schaduwen te verkrijgen dan bij de volledige ophelde-
ring, kunt u het deelvermogen aan de flitser een stop lager zetten.

8.3 Invulflitsen met TTL-functie

Bij sommige cameramodellen wordt automatisch in de program- c.q. auto-
matiekfuncties een invulflitsregeling uitgevoerd. Door de grote verscheiden-
heid aan cameragestuurde invulflits-regelingen bij de moderne camera’s is
het hier niet mogelijk, de instelmethoden uitvoerig te beschrijven. In de regel
vindt u in de gebruiksaanwijzing van uw camera hiervoor de nodige aanwij-
zingen. Bij camera’s zonder eigen invulflitstechniek is in principe ook bij de
TTL-flitsfunctie invulflits met de flitser mogelijk. De uitwerkingen van het invul-
licht is hierbij echter van de eigenschappen van het camera TTL-meetsysteem
afhankelijk. In veel gevallen verdient daarom de werkmethode van invulflit-
sen-met-automatiek aanbeveling.

9. De aanduiding van de belichtingscontrole

De aanduiding voor de belichtingscontrole o.k.

ቫ licht alleen op, wanneer

de opname goed werd belicht bij flitsen met automatiek of in de TTL-flitsfunc-
tie.
Hiermee heeft u bij flitsen met automatiek de mogelijkheid om, vooral bij
indirect flitsen met moeilijk vooruit te bepalen reflectie-omstandigheden, door
een met de hand te ontsteken flits het passende diafragma te bepalen. Bij flit-
sen in de TTL-flitsfunctie is het ontsteken van een proefflits niet mogelijk.
Een proefflits wordt met de ontspanknop voor handbediening

ቨ ontstoken.

Blijft de aanduiding o.k. na de proefflits donker, dan moet u het eerstvolgend
lagere diafragmagetal instellen of de afstand tot het reflectievlak, c.q. het
onderwerp verkleinen en de proefflits herhalen.
De aldus bepaalde diafragmawaarde moet op de camera worden ingesteld.

Houd de fotosensor bij de proefflits net als bij de latere opname.

703 47 0149-A3 45CL-4 14.03.2006 10:08 Uhr Seite 36

Advertising