Velleman VTSSC70 User Manual

Page 9

Advertising
background image

VTSSC70

18.02.2010

©Velleman nv

9

Dankzij het elektronische systeem van de VTSSC70 kunt u soldeertemperaturen instellen van 200

tot 480°C (392 tot 896°F) waarbij u noch de punt, noch het verwarmingselement hoeft te vervangen.

De temperatuur wordt binnen een marge van ± 3°C (± 6°F) van de normale bedrijfstemperatuur

gehouden dankzij het thermokoppel in verwarmingselement. Het vermogen van 80 W zorgt voor een

snelle ideale bedrijfstemperatuur.

De revolutionaire ‘nuldoorgangsschakeling’ beschermt gevoelige componenten (CMOS-apparaten,

enz.) tegen de stroomstoten en spanningpieken die bij minder efficiënte, mechanisch geschakelde

stations dikwijls leiden tot beschadiging. De verwarmingselementen zijn galvanisch gescheiden van

het net door een scheidingstransformator die het systeem een veilige maximale spanning van 32 VAC

laat gebruiken.

7. Bedrijfstemperatuur

De meest gebruikte soldeerlegeringen in de elektronica-industrie bestaan uit 60% tin en 40% lood.

Hieronder vindt u de werktemperatuur van dit type soldeer. Die temperatuur kan verschillen van

fabrikant tot fabrikant. De Europese RoHS-standaard verbiedt echter het gebruik en de verkoop van

loodsoldeer. Het toegelaten loodvrije soldeer smelt aan een temperatuur die gemiddeld 30°C (54°F)

hoger ligt dan dat van loodsoldeer.

loodsoldeer loodvrij

soldeer

Smeltpunt 215°C

(419°F)

220°C

(428°F)

Normale werking

270-320°C (518-608°F)

300-360°C (572-680°F)

Productiedoeleinden

320-380°C (608-716°F)

360-410°C (680-770°F)

Een goede verbinding is verzekerd indien de werktemperatuur van de soldeerbout is afgestemd op de

werktemperatuur van het type soldeer dat u gebruikt. Het soldeer zal te traag vloeien bij een te lage

temperatuur; een te hoge temperatuur verbrandt de flux in het soldeer en veroorzaakt een hevige

rookontwikkeling. Dit leidt dan weer tot een droge verbinding of tot permanente beschadiging van de

printplaat.

8. Bedieningsinstructies

Raadpleeg de figuren op pagina 2 van deze handleiding.
Controleer of de werkspanning van het toestel identiek is aan die van de stroomvoorziening. Ga na of het

toestel niet werd beschadigd tijdens het transport.
ALGEMEEN
1. Plaats de voedingsschakelaar [6] op OFF.

2. Plug voorzichtig de soldeerbout [5] in. Door de inkeping kunt u ze op slechts een enkele manier

aansluiten.

3. Sluit de voedingskabel aan op de voedingsaansluiting [7]. Steek de stekker in het stopcontact.

4. Sluit indien gewenst een antistatische armband aan de aardinsaansluiting [9] achteraan het toestel.
INSTELLINGEN

Schakel het station in [6].

Houd SET [2] gedurende minstens 5 seconden ingedrukt tot ‘— — —’ op de display knippert. Geef

het paswoord (het standaard paswoord is ‘010’) in met ▲ [4] en druk op SET [2] om het instelmenu

weer te geven. Bij het invoeren van een ongeldig paswoord keert u terug naar de normale

werkmodus (temperatuuraanduiding).

In het instelmenu zal de display ‘F-0’ weergeven. Selecteer de modus met ▲ [4] of ▼ [3]. Na 15

seconden keert het station terug naar de normale werkmodus.

F-0: verlaten van het menu

Verlaat het instelmenu met SET [2]. U keert terug naar de temperatuurweergave.

F-1: instellen van het paswoord

Wanneer de paswoordmodus ingeschakeld is, kan de gebruiker de temperatuursinstelling niet

wijzigen zonder eerst het paswoord ingevoerd te hebben.

Druk op SET [2] om het paswoordmenu weer te geven. Selecteer nu 000 (paswoord

uitgeschakeld) of 100 (paswoord ingeschakeld) met ▲ [4] of ▼ [3]. Druk opnieuw op SET [2]
om naar het instelmenu terug te keren.

F-2: temperatuursinstelling

Druk op SET [2] om het instelmenu voor de temperatuur weer te geven. Geef de correctiemarge

in met ▲ [4] of ▼ [3]. Wanneer de weergegeven temperatuur afwijkt van de reële temperatuur

Advertising