Bouwserie tvs, Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleiding, 3 buisleiding – Xylem TVS User Manual

Page 62: 4 samenkoppelen van pomp en motor, 5 spanning en frequentie, 6 kabels

Advertising
background image

Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleiding

Bouwserie TVS


Blz. 54

volledig vrij in het water hangt en niet in zand of
modder op de putgrond gedompeld wordt.

Bij nauwe boorgaten is het raadzaam met een
nauwkeurige nabootsing van de pomp de diepte
van het boorgat te peilen om er zeker van te zijn
dat de pomp niet blijft steken resp. beschadigd
wordt.

4.3 Buisleiding

Het aggregaat moet vrij aan de drukleiding onder de
laagste

bedrijfswaterstand

hangen.

Het

draagvermogen en de drukweerstand van de
buisleiding moeten zo worden vastgelegd dat het
gewicht van het aggregaat samen met de kabels, het
gewicht van de waterinhoud en de maximale
bedrijfsdruk met zekerheid opgenomen kunnen
worden.

Let vooral bij het optillen van het aggregaat uit
de put/het boorgat op het gewicht van de
gevulde drukleiding!

Onderwatermotorpompen met schroefdraadverbinding
mogen bij het inschroeven van de buisleiding alleen bij
het bovenste drukhuis worden vastgehouden om een
verwringen en beschadigen van het pompelement te
vermijden. Om te verhinderen dat de pomp van de
buisleiding losraakt moet de schroefdraadverbinding
worden geborgd, bijv. met in de handel gebruikelijke
vloeibare schroefbeveiliging (Loctite, Omnifit of iets
dergl.). Hiermee wordt eveneens een eventuele
scheurcorrosie

in

de

schroefdraadverbinding

verhinderd.
Bij flensverbindingen moet erop worden gelet dat de
flenspakking er centrisch wordt ingelegd en het vrije
doorstromingsprofiel niet nauwer maakt. De randen
van de flens of de kabeluitsparingen afronden om
beschadigingen van de kabels te vermijden. De
flenskoppelingen moeten tegen losraken worden
geborgd.

4.4 Samenkoppelen van pomp en motor

(alleen bij aparte levering van pomp en motor)

Bescherm

de

motorkabel

tegen

beschadigingen.

Eventueel aanwezige transportbeveiligingen bij

pomp of motor verwijderen.

Is de motor slechts voor één draairichting

geschikt, moet voor het in elkaar zetten de
overeenstemming van de draairichting met het
pompelement

worden

gecontroleerd.

Het

kenmerken van de draairichting vindt bij de pomp
door een draairichtingspijl, bij de motor door een
kenletter in de type-aanduiding (R=draairichting
rechts, L=draairichting links tegen de wijzers van
de klok in, steeds gezien in de richting van de
motorstomp resp. de pompdrukaansluitstomp)
plaats, indien de motor slechts voor één
draairichting is toegelaten. Bij motoren voor beide
draairichtingen vallen deze kenmerken weg.

Aseinden resp. koppeling alsmede centreringen

controleren en, indien nodig, reinigen. Met
glijmiddel invetten.

Pompelement op de verticaal geplaatste motor

zetten en tandkoppeling over getande as
schuiven. Indien nodig, pompkoppeling een beetje
draaien, zodat de getande delen in elkaar passen.
Motoren vanaf 10" hebben een gladde
motorstomp met afstelveer.

Zuighuis van de pomp met de vier schroeven of

moeren vastdraaien en tegen losraken borgen (zie
hoofdstuk "Aanhaalmoment").

Controleren of het steunvlak van het pomphuis na

het vastschroeven nauwsluitend op de motorflens
ligt.

Controleren of de pompas resp. -koppeling axiaal

spelingsvrij nauwsluitend op de motoras staat:
pompas en koppeling axiaal in de richting van de
pomp optillen en kijken of de as weer in de
uitgangspositie terugzakt.

Indien aanwezig, radiale borgschroeven op de

koppeling vastdraaien en borgen.

Controleren of de as zich gelijkmatig laat

doordraaien.

Zuigzeef

en

kabels

samen

met

kabelbeschermplaat monteren.

Bij compleet gemonteerd geleverde aggregaten wordt
aangeraden vóór het inbouwen de zuigzeef eraf te
nehmen en te controleren of de as zich gelijkmatig laat
doordraaien.

Eventueel

aanwezige

transportbeveiligingen tevoren verwijderen.

Aanhaalmoment

Maat

Aanhaalmoment in Nm

(Droge schroefdraad)

½-20UNF-2B

60

M12

60

M16

150

M20

200

4.5 Spanning en frequentie

Netspanning en frequentie moeten met de op het
vermogensplaatje aangegeven waarden worden
vergeleken; zij moeten met elkaar overeenstemmen.

4.6 Kabels

Voor het inbouwen de gehele lengte van de kabel
alsmede de kabelaansluitingen op eventuele
beschadigingen onderzoeken. Defecte stukken met
krimpslangen of gietharsmoffen repareren en
vervolgens de isolatieweerstand controleren.

Is een verlenging van de kabels noodzakelijk,
moet deze in de buurt van de put in ieder geval
waterdicht met behulp van krimpslangen of
gietharsmoffen worden uitgevoerd. Andere
verbindingen zijn in de put alleen boven de
hoogste waterstand toegestaan resp. zo veel
mogelijk te vermijden.

Advertising