Metz MECABLITZ 58 AF-2 digital Pentax User Manual

Page 96

Advertising
background image

96

ń

11 Flitstechnieken

11.1 Indirect flitsen

Door indirect te flitsen wordt het onderwerp zachter verlicht en vermindert de

duidelijke schaduwwerking. Bovendien wordt natuurkundig bepaalde lichtafval

van voor- tot achtergrond gereduceerd.
Voor indirect flitsen kan de hoofdreflector ቨ van de flitser horizontaal en verti-

caal worden gezwenkt. Om kleurzwemen in de opnamen te vermijden moet het

reflecterende vlak liefst neutraal van kleur, c.q. wit zijn. Voor een frontale ophel-

dering kan extra de hulpreflector ቪ in het menu ‘Select’ worden geactiveerd (zie

7.8).

Bij verticaal zwenken van de hoofdreflector moet u er op letten, dat hji
voldoende gezwenkt wordt, zodat er geen direct licht op het onderwerp
kan vallen. Zwenk dus minstens tot de 60° klikstand.

Bij gezwenkte hoofdreflector vindt in het display geen aanduiding van de reik-

wijdte plaats.

11.2 Indirect flitsen met de reflecterende kaart

Door indirect te flitsen met de ingebouwde reflectorkaart ቢ kunnen bij perso-

nen als volgt spitslichtjes in de ogen worden verkregen:

• Zwenk de reflectorkop 90° naar boven;
• trek de reflectorkaart ቢ samen met de groothoek-

diffusor ባ boven uit de reflectorkop naar voren;

• houd de reflecterende kaart ቢ vast en schuif de

groothoekdiffusor ባ terug in de reflectorkop.

11.3 Indirect flitsen met de hulpreflector

Bij gezwenkte hoofdreflector ቨ kan als extra voor frontale opheldering van het

onderwerp de hulpreflector ቪ via het menu ‘Select’ worden geactiveerd (zie

7.8).
Het gebruiken van de hulpreflector ቪ is in principe alleen zinvol en mogelijk als

de hoofdreflector ቨ gezwenkt is. Als de hoofdreflector niet gezwenkt is, wordt

de hulpreflector bij de opname niet ontstoken.
Is de hoeveelheid licht vanuit de hulpreflector te groot, dan kan deze via het

menu ‘Select’ tot 1/2 worden verminderd (zie 7.8).

De hulpreflector wordt door de functies stroboscoop en instellicht ML niet
ondersteund! De hulpreflector geeft geen licht af, als de hoofdreflector in
zijn normale stand staat of naar beneden gezwenkt wordt.

11.4 Dichtbijopnamen / macro-opnamen

In het dichtbijbereik en bij macro-opnamen kan door de parallaxfout tussen flit-

ser en objectief aan de onderrand van het beeld het onderwerp afgeschaduwd

worden. Om dit te vermijden kan de hoofdreflector met een hoek van-7° naar

beneden worden gezwenkt. Druk daarvoor op de ontgrendelknop ቯ van de

reflector en zwenk hem naar beneden.

Is de hoofdreflector naar beneden
gezwenkt dan wordt dat in het
display aangegeven met "TILT".

Bij opnamen in het dichtbijbereik moet u er op letten, dat een bepaalde minim-

umafstand aangehouden moet worden om overbelichting te vermijden.

De minimale flitsafstand bedraagt ong. 10% van de in het LC-display
aangegeven reikwijdte. Let er ook op, dat bij dichtbijopnamen het flits-
licht niet door het objectief afgeschermd wordt!

P

F 5.6

TILT 35

12 m

ISO 200

TTL

TILT

709 47 0237.A1 58AF-2 Pen/Sam 27.07.2010 15:17 Uhr Seite 96

Advertising