IBEA Garden Pro Series User Manual

Page 20

Advertising
background image

20

naar en van het te maaien terrein.

11. Gebruik de maaier niet als schermen, schilden of andere

beveiligingsmiddelen, zoals zijafvoerkokers op grasopvang-
zakken, gebreken vertonen of ontbreken.

12. Verander de instellingen van de motor niet en voorkom

overbelasting van de motor.

13. Houd u bij het starten of aanzetten van de motor zorgvuldig

aan de voorschriften en houd uw voeten de buurt van de
maaimessen.

14. Bij het sterten of aanzetten vande motor de maaier niet kan-

telen, tenzij dat noodzakelijk is. Kantel de maaier in dat ge-
val niet meer dan absoluut nodig is en til alleen het gedeelte
op dat zich niet aan de kant van de gebruiker bevindt.

15. Zorg ervoor dat u niet voor de afvoeropening staat als u de

motor start.

16. Houg handen en voeten uit de buurt van draaiende onder-

delen. Blijf altijd uit de buurt van de afvoeropening.

17. De maaier mag nooit met draaiende motor worden opge-

tild of gedragen.

18. Zet de motor af en verwijder de bougiekabel:

- voordat u verstoppingen verwijdert of de afvoertunnel
ontstopt.

- voordat u de maaier gaat controleren, schoonmaken of an-
dere werkzaamheden gaat uitvoeren.

- als u een vreemd voorwerp raakt. Controleer de machine
op beschadigingen en voer alle benodigde reparaties uit al-
vorens hem weer te gebruiken.

- als de maaier abnormal trilt (direct controleren).

19. Zet de motor af

- als u de maaier onbeheerd achterlaat.

- voordat u de brandstoftank bijvult.

20. Zet de gashendel terug voordat u de motor afzet. Als de ma-

chine met een brandstofafsluitklep is uitgerust, draai deze
dan dicht als maaiwerk voltooid is.

21. Rijd niet te snel als u een aan de achterzijde bevestigde zit-

ting gebruikt.

Onderhoud en opslag
1. Draai alle moeren, bouten en schroeven regelmatig strak

aan, zodat de machine steeds veilig in gebruik is.

2. Als er zich brandstof in de tank bevindt de maaier niet op-

bergen in een afgesloten ruimte waar benzinedampen in
contact met open vuur of vonken kunnen komen.

3. Laat de motor afkoelen voordat u de maaimachine in een

afgesloten ruimte opbergt.

4. Om brandgevaar te beperken dienen motor, geluiddemper,

accucompartiment en de omgeving van de brandstoftank
steeds te worden vrijgemaakt van een overmaat aan vet,
gras, bladeren en opgehoopt vuil.

5. Controleer de grasopvangzak regelmatig op slijtage en be-

schadigingen.

6. Vervang versleten of beschadigde onderdelen ten behoeve

van een veilig gebruik.

7. Als de brandstoftank moet worden leeggemaakt, dient dit

buiten plaats te vinden.

VOOrBErEIDING

Vullen van het carter
De motor wordt geleverd zonder olie in het carter. Voordat u de
motor start moet u dus eerst olie bijvullen:
1. Zet de maaier op een vlak stuk grond.

VEIlIGHEIDsVOOrsCHrIFtEN

Voorbereiding
1. Lees deze handleiding aandachtig door voordat u de maai-

machine gaat gebruiken. Let op de plaats en de fuctie van
de bedieningselementen en hoe u de machine moet ge-
bruiken.

2. U dient erop toe te zien dat de machine niet door kinderen

wordt bediend of door volwassenen die niet van de instruc-
ties op de hoogte zijn.

3. Houd iedereen weg uit het gebied waarin u de machine ge-

bruikt, met name kinderen en huisdieren.

4. Onthoud dat de gebruiker verantwoordelijk is voor ongeval-

len of schade aan andere personen of hun eigendommen.

Voor ingebruikname
1. Draag tijdens het maaien altijd een lange broek en stevige

schoenen. Draag geen schoenen met open tenen en loop
niet op blote voeten.

2. Inspecteer het terrein waarop u de maaier gaat gebruiken

grondig en verwijder eventuele voorwerpen die door de
maaier kunnen worden uitgeworpen.

3. WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.

- Bewaar brandstof uitsluitend in tanks of blikken die daar
speciaal voor bedoeld zijn.

- Vul de brandstoftank nooit binnenshuis ; tijdens het bijvul-
len niet roken.

- Vul zo nodig brandstof bij voordat u de motor aanzet.
Verwijder nooit de dop van de brandstoftank en vul nooit
brandstof bij wanneer de motor loopt of voordat de motor
na gebruik een aantal minuten is afgekoeld.

- Als er brandstof gemorst is de motor niet aanzetten, maar
eerst de maaier verplaatsen. Zorg ervoor dat er geen ont-
stekingsbronnen in de buurt van de gemorste brandstof
komen totdat alle benzinedampen verdwenen zijn.

- Zorg voor een goede bevestiging van afsluitdoppen van
brandstoftanks en -blikken.

4. Vervang geluiddempers die gebreken vertonen.
5. Controleer de messen, bevestigingsbouten en het maaime-

chanisme altijd op sporen van slijtage of beschadiging voor
het gebruik. Vervang versleten of beschadigde messen en
bouten altijd als complete set om een goede balans te be-
houden.

6. Let op dat bij machines met meer maaimessen andere mes-

sen kunnen gaan draaien doordat u een mes draait.

Gebruik
1. Laat de motor niet in een afgesloten ruimte lopen, omdat

zich giftige koolmonoxidedampen kunden ontwikkelen.

2. Maai alleen bij daglicht of een goede verlichting.
3. Grebruik de maaier bij voorkeur niet op nat gras.
4. Zorg dat u op hellingen altijd stevig staat.
5. Loop altijd in een normaal tempo ; ga niet rennen.
6. Maai altijd dwars over de zijde van een helling, nooit naar

boven en beneden.

7. Ga zeer zorgvuldig te werk wanneer u van richting veran-

dert op een helling.

8. Maai niet op al te steile hellingen.
9. Ga zeer zorgvuldig te werk als u de maaier achteruit be-

weegt of naar u toe trekt.

10. Zet de motor af wanneer u de maaier moet kantelen om een

grindpad, weg of trottoir over te steken en voor het vervoer

NL

Advertising