Jonsered LM2153CMDA User Manual

Page 7

Advertising
background image

18

Drive

• Forward drive is engaged (1) and disengaged (2) with the

clutch bar at the top of the handle.

• Select ground speed with gear shift lever (3). The farther

toward the handle the lever is pulled, the faster the unit will

travel.

Lauf

• Das Ein- (1) und Asschalten (2) des Antribes geschieht mit

Hilfe des Kupplungsbügels zuoberst am Handgriff.

• Mit Hilfe des Schalthebels (3) die Fahrgeschwindigkeit wählen.

Je weiter der Hebel nach vorn geschoben wird, desto schneller

bewegt sich die Einheit.

Mise en service

• La mise en fonction (1) et l'arrêt (2) se font grâce au guidon

d'embrayage fixé à la partie supérieure du mancheron.

• Sélectionnez la vitesse avec le levier du changement de vitesse

(3). Plus le levier est tiré vers la poignée plus l’appareil circule

rapidement.

Funcionamiento

• El embrague y (1) el desembrague (2) de la propulsion son

manejados con la abrazadera de embrague situada en la

parte superior de la guia.

• Seleccione la velocidad con la palanca de cambio de la

velocidad (3). Cuanto más lejos se tira la palanca hacia el

mango, más rápida irá la unidad.

Aandrijving

• Het aan- (1) en uitschakelen (2) van de aandrijving geschiedt

met de koppelingsbeugel bovenop het stuur.

• Selecteer de rijsnelheid met de versnellingshendel (3). Hoe

dichter de hendel naar de handgreep wordt ingedrukt, hoe

sneller het voertuig zal rijden.

Guida

• L'innesto (1) ed il disinnesto (2) della marcia avviene a mezzo

della leva della frizione in alto sul manubrio.

• Selezionare la velocità al suolo con la leva del cambio (3).

Più la leva viene tirata verso l’impugnatura, maggiore sarà la

velocità di spostamento dell’unità.

2

1

3

7

Veilig werken met handbediende grasmaaimachines

BELANGRIJK: Deze maaimachine kan handen en voeten amputeren en voorwerpen wegslingeren. Het

niet opvolgen van deze veiligheidsinstructies kan ernstig of dodelijk letsel tot gevolg hebben.

• Verander de instelling van de motorregelaar niet en

laat de motor niet met te hoge toeren draaien. Als de

motor met te hoog toerental draait, kan het risico van

lichamelijk letsel groter worden.

• Zet alle mes- en aandrijfkoppelingen in hun vrij voordat

u de machine start.

• Start de machine of de motor voorzichtig en volgens

de gebruiksaanwijzingen en houd uw voeten uit de

buurt van het mes.

• Til de grasmaaier niet op terwijl u deze start of de

motor ervan aanzet, tenzij de grasmaaier dient te

worden opgetild om deze te kunnen starten. Til de

ma chine in dit geval niet hoger op dan nodig en til

alleen het gedeelte op dat het verst van de bediener

is verwijderd.

• Zet de machine niet aan terwijl u voor de afvoer

staat.

• Steek uw handen of voeten nooit onder of in de buurt

van draaiende delen. Houd de afvoeropening altijd

vrij.

• Til de grasmaaier nooit op en draag deze nooit terwijl

de motor draait.

• Zet de machine uit en maak de bougiedraad los:

- voordat u opgehoopt materiaal weghaalt of een

verstopte afvoer leeg maakt;

- voordat u de maaimachine controleert, schoonmaakt

of eraan werkt;

- nadat u een ongewenst voorwerp heeft geraakt.

Inspecteer de maaimachine op schade en voer

reparaties uit voordat u de machine weer start en

gebruikt;

- als de machine abnormaal begint te trillen (onmid-

dellijk controleren).

• Zet de machine uit:

- als u de grasmaaier achterlaat;
- voordat u brandstof bijvult.

• Minder gas tijdens het uitlopen van de motor, en als

de motor met een afsluitklep is uitgerust, moet u de

brandstoftoevoer aan het einde van het maaien afs-

luiten.

• Rijd langzaam als u een meeloopstoeltje gebruikt.

IV. Onderhoud en Opslag

• Houd alle moeren, bouten en schroeven goed vastge-

draaid zodat u er zeker van kunt zijn dat de machine

in een veilige bedrijfsstaat verkeert.

• Sla de machine nooit in een gebouw op, waar dampen

een open vlam of vonk kunnen bereiken, terwijl zich

ben zine in de tank bevindt.

• Laat de motor afkoelen voordat u hem in een besloten

ruimte opbergt.

• Beperk brandgevaar: houd de motor, geluiddemper,

accuruimte en benzine-opslagruimte vrij van gras,

bladeren of een overmaat aan smeervet.

• Controleer de opvangzak vaak op slijtage of verwer-

ing.

• Vervang versleten of beschadigde onderdelen om

veiligheidsredenen.

• Als de brandstoftank afgetapt moet worden, moet dit

buiten worden gedaan.

I. Training

• Lees de instructies aandachtig. Zorg dat u vertrouwd

bent met de bedieningselementen en het juiste gebruik

van de ma chine.

• Laat kinderen of mensen die niet bekend zijn met de

instructies, de maaimachine niet gebruiken. Het is

mogelijk dat plaatselijke voorschriften een beperking

stellen aan de leeftijd van de bestuurder.

• Maai nooit terwijl mensen, vooral kinderen, of huisdieren

in de buurt zijn.

• Bedenk dat de bestuurder of gebruiker verantwoordelijk

is voor ongelukken of risico’s die andere mensen of

hun eigendommen kunnen overkomen.

II. Voorbereiding

• Draag tijdens het maaien altijd stevige schoenen en

een lange broek. Gebruik de ma chine niet blootsvoets

of terwijl u open sandalen draagt.

• Inspecteer de plek waar de machine zal worden ge-

bruikt, grondig en verwijder alle voorwerpen die door

de ma chine kunnen worden weggeslingerd.

• WAARSCHUWING - Benzine is licht ontvlambaar.

- Bewaar brandstof in blikken die speciaal voor dat

doel zijn bestemd.

- Tank alleen buiten en rook niet tijdens het tanken.
- Tank voordat u de motor start. Draai de dop nooit

van de benzinetank af of tank nooit terwijl de motor

draait of heet is.

- Als benzine is gemorst, probeer de motor dan niet

te starten maar haal de machine van de plaats

vandaan waar u benzine heeft gemorst en zorg

dat u geen ontstekingsbron teweeg brengt totdat

de benzinedampen zijn verdreven.

- Draai de dop van alle brandstoftanks en -blikken

weer goed vast.

• Vervang defecte geluiddempers.
• Inspecteer vóór het gebruik altijd of de messen, mes-

bouten en maai-inrichting niet versleten of beschadigd

zijn. Vervang versleten of beschadigde messen en

bouten in sets om het evenwicht in stand te houden.

• Op machines met meerdere messen dient u eraan te

denken dat het draaien van één mes andere messen

kan doen draaien.

III. Bediening

• Laat de motor niet draaien in een besloten ruimte

waar gevaarlijke koolmonoxydedampen zich kunnen

verzamelen.

• Maai alleen bij daglicht of goed kunstlicht.
• Ook om nat gras te maaien, waar mogelijk.
• Loop voorzichtig op hellingen.
• Loop normaal, ren niet.
• Maai met een grasmaaier met wielen altijd dwars op de

helling, nooit van boven naar onder of omgekeerd.

• Wees bijzonder voorzichtig als u op een helling van

richting verandert.

• Maai niet op erg steile hellingen.
• Wees bijzonder voorzichtig als u de grasmaaier naar

uzelf toe duwt of draait.

• Zet het mes uit als u de grasmaaier moet optillen om

deze over plaatsen zonder gras of van het ene naar

het volgende gazon te vervoeren.

• Werk niet met de grasmaaier als de beschermkap-

pen of veiligheidsmechanismen niet in orde of niet

aangebracht zijn (bijv. beschermkappen of grasvang-

mechanismen).

Advertising