Gebruik – Velleman SPBS8 User Manual

Page 12

Advertising
background image

SPBS8

01 (09/10/2008)

Velleman

®

12

• Steek de rode kabel van de voedingskabel naar de achterste stuureenheid in dezelfde kabelclip

en druk het metalen onderdeel dicht.

• Haal de GND-kabel van het achteruitrijdlicht door de kabelclip.

• Steek de zwarte kabel van de voedingskabel naar de achterste stuureenheid in dezelfde kabelclip

en druk het metalen onderdeel dicht.

• Sluit de voedingskabel aan de achterste stuureenheid.

Aansluiting van de voeding voor de voorste stuureenheid

• De voorste stuureenheid wordt gevoed via de accu van het voertuig en geactiveerd van zodra

het stoplicht brandt. Sluit aan met behulp van de oranje-bruin-zwarte voedingskabel met 4-pins
connector en kabelclips.

• De voedingskabel voor de voorste stuureenheid bevat eveneens een aan-uitschakelaar (F) die

het hele systeem in- of uitschakelt (handig wanneer u in de file staat).

• Installeer de schakelaar (F) op een gemakkelijk bereikbare plaats in het dashboard. Gebruik

hiervoor de meegeleverde klokzaag en ga voorzichtig te werk om geen kabels of andere

onderdelen van het voertuig te beschadigen.

• Haal de voedingskabel van het stoplicht (+12 V) door een kabelclip.

• Steek de bruine kabel (B) in dezelfde kabelclip en druk het metalen onderdeel dicht.

• Haal een kabel afkomstig van de accu (bv. naar de autoradio) door de kabelclip.

• Steek de oranje kabel gemarkeerd ‘ACC’ in dezelfde kabelclip en druk het metalen onderdeel

dicht.

• Haal de GND-kabel van het stoplicht door de kabelclip.

• Steek de zwarte kabel van de voedingskabel naar de voorste stuureenheid in dezelfde kabelclip

en druk het metalen onderdeel dicht.

• Sluit de voedingskabel aan de voorste stuureenheid.

7. Gebruik

Omschrijving van de display

De parkeerhulp opstarten

Plaats de aan-uitshakelaar (F) op ‘on’.

Bij het schakelen in achteruit zal de parkeerhulp eenmaal piepen (0,5 seconde) om de

testprocedure aan te geven. Zowel de voorste als de achterste sensoren worden opgestart.

Een defect wordt weergegeven door de letter ‘E’ gevolgd door het nummer van de defecte
sensor(en) en dit gedurende 3 seconden, bv. de display toont ‘E3’ indien sensor 3 defect is.

Daarna wordt de defecte sensor weergegeven doordat hij van de display verdwenen is (zie
voorbeeld hieronder).

De parkeerhulp schakelt nu over naar de alarmstatus. Hindernissen achter de defecte
sensor(en) worden echter niet waargenomen.

De display toont ‘EE’ indien geen van de sensoren werkt. De parkeerhulp piept dan gedurende
1,5 seconde.

Bij het schakelen uit achteruit worden de achterste sensoren uitgeschakeld. De sensoren
vooraan worden gedurende 10 seconden ingeschakeld.

Opmerking: De achterste sensoren zijn enkel ingeschakeld tijdens het achteruitrijden.

H. sensoren vooraan
I. sensoren achteraan

J. afstand in m (grote digits)
K. volumeregeling (achteraan)
K1. laag

K2. gemiddeld
K3. hoog

L. luidspreker (achteraan)

normaal

sensor 3 defect

Advertising