Kalibratie, Informatie over sensorkalibratie, Temperatuurkalibratie – Hach-Lange POLYMETRON 9586 User Manual

Page 177: Nulpuntkalibratie

Advertising
background image

Kalibratie

Informatie over sensorkalibratie

De sensorkarakteristieken worden na verloop van tijd minder, waardoor ook de sensorwerking
minder nauwkeurig wordt. Regelmatige kalibratie van de sensor is nodig om de precieze werking
ervan zeker te stellen. Hoe vaak de kalibratie moet plaatsvinden hangt af van de toepassing en kan
het best op basis van ervaring worden bepaald.

Temperatuurkalibratie

Het wordt aanbevolen de temperatuursensor eenmaal per jaar te kalibreren. Kalibreer de
temperatuursensor voordat de meetsensor gekalibreerd wordt.

1. Meet de temperatuur van het water met een nauwkeurige thermometer of onafhankelijk

instrument.

2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>CALIBRATE (sensorinstellingen /

kalibreren).

3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

4. Selecteer 1 PT TEMP CAL (1-punts temperatuurkalibratie) en druk op enter.
5. De bruto temperatuurwaarde wordt weergegeven. Druk op enter.
6. Voer de juiste waarde in indien deze afwijkt van hetgeen wordt weergegeven en druk op enter.
7. Druk op enter om de kalibratie te bevestigen. De temperatuuroffset wordt weergegeven.

Nulpuntkalibratie

De nulwaarde is in de fabriek gekalibreerd. Gebruik nulkalibratie om het unieke nulpunt van de
sensor te bepalen.

1. Als de monsterconcentratie < 10 ppb bedraagt, wordt het voor een optimaal resultaat aanbevolen

de optionele cartridge voor nulkalibratie (raadpleeg

Reserveonderdelen en accessoires

op pagina 180) te gebruiken en de sensor op zijn plek te laten zitten. Haal de sensor anders uit
het proces en spoel deze af in gedistilleerd water.

2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>CALIBRATE (sensorinstellingen /

kalibreren).

3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

4. Selecteer ZERO CAL (nulkalibratie) en druk op enter.
5. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:

Optie

Beschrijving

ACTIEF

Het instrument verzendt de actuele uitgangsmeetwaarde tijdens de kalibratieprocedure.

HOLD

De sensoruitgangswaarde wordt vastgezet op de actuele meetwaarde tijdens de
kalibratieprocedure.

TRANSFER Tijdens de kalibratie wordt een vooraf ingestelde uitgangswaarde verzonden. Raadpleeg de

gebruikershandleiding van de controller om de vooraf ingestelde waarde te wijzigen.

6. Als de optionele cartridge voor nulkalibratie niet gebruikt wordt, plaats de schone sensor dan in

een hydrazinevrije oplossing zoals ultrazuiver water en druk op enter.

7. Wacht tot een uur tot de waarde is gestabiliseerd en druk op enter.
8. Bekijk het kalibratieresultaat:

• PASS (geslaagd) - de sensor is gekalibreerd en de offset wordt weergegeven.
• FAIL (mislukt) - de kalibratie ligt buiten de toegestane limieten. Herhaal de kalibratie met

schone sensor. Raadpleeg

Foutenopsporing

op pagina 179 voor meer informatie.

9. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.

Nederlands 177

Advertising