Kalibratie met het procesmonster – Hach-Lange POLYMETRON 9586 User Manual

Page 178

Advertising
background image

10. Wanneer optie operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Yes (ja) is ingesteld,

moet een gebruikers-ID ingevoerd worden. Raadpleeg

Kalibratieopties wijzigen

op pagina 179.

11. Selecteer in scherm NEW SENSOR (nieuwe sensor) of de sensor al dan niet nieuw is:

Optie Beschrijving

JA

De sensor is niet eerder met deze controller gekalibreerd. De bedrijfsdagen en eerder gemaakte
kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.

NO

De sensor is eerder met deze controller gekalibreerd.

12. Als de optionele cartridge voor nulkalibratie niet gebruikt wordt, plaats de sensor dan terug in het

proces en druk op enter. Het uitgangssignaal keert terug naar de actieve toestand en
meetwaarde van het monster wordt weergegeven op het meetscherm.

Opmerking: Als de uitgangsmodus op hold of transfer is ingesteld, selecteer dan de vertragingstijd wanneer de
uitgangssignalen weer actief worden.

Kalibratie met het procesmonster

De sensor kan in het procesmonster aanwezig blijven.

1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>CALIBRATE (sensorinstellingen /

kalibreren).

2. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

3. Selecteer SAMPLE CAL (monster kalibreren) en druk op enter.
4. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:

Optie

Beschrijving

ACTIEF

Het instrument verzendt de actuele uitgangsmeetwaarde tijdens de kalibratieprocedure.

HOLD

De sensoruitgangswaarde wordt tijdens de kalibratieprocedure vastgezet op de daadwerkelijk
gemeten waarde.

TRANSFER Tijdens de kalibratie wordt een vooraf ingestelde uitgangswaarde verzonden. Raadpleeg de

gebruikershandleiding van de controller om de vooraf ingestelde waarde te wijzigen.

5. Druk, met de sensor in het procesmonster, op enter. De gemeten waarde wordt weergegeven.

Wacht tot de waarde is gestabiliseerd en druk op enter.

6. Meet met een gecertificeerd tweede verificatie-instrument de concentratiewaarde van het

monster. Om onzuiverheden in het monster te voorkomen, wordt de meting gedaan voordat het
monster in de doorstroomkamer wordt geleid. Gebruik de pijltoetsen om deze waarde in te
voeren indien verschillend van de weergegeven waarde en druk op enter.

7. Bekijk het kalibratieresultaat:

• PASS (geslaagd) - de sensor is gekalibreerd en de kalibratiefactor wordt weergegeven.
• FAIL (mislukt) - de kalibratie ligt buiten de toegestane limieten. Herhaal de kalibratie met

schone sensor. Raadpleeg

Foutenopsporing

op pagina 179 voor meer informatie.

8. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
9. Wanneer optie operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Yes (ja) is ingesteld,

moet een gebruikers-ID ingevoerd worden. Raadpleeg

Kalibratieopties wijzigen

op pagina 179.

10. Selecteer in scherm NEW SENSOR (nieuwe sensor) of de sensor al dan niet nieuw is:

Optie Beschrijving

JA

De sensor is niet eerder met deze controller gekalibreerd. De bedrijfsdagen en eerder gemaakte
kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.

NO

De sensor is eerder met deze controller gekalibreerd.

178 Nederlands

Advertising