Not for reproduction, 67 nl – Briggs & Stratton 440000 User Manual

Page 67

Advertising
background image

67

nl

Elektronisch brandstofmanagementsysteem

Het elektronisch brandstofmanagementsysteem bewaakt de motortemperatuur, het

toerental van de motor en de accuspanning om de choke bij te stellen om zo het juiste

mengsel van lucht en brandstof te leveren tijdens het starten van de motor en het

opwarmen. Er zijn geen instellingen of bijstellingen op het systeem. Als zich start- of

bedrijfsproblemen voordoen, neem dan contact op met een erkende Briggs &

Stratton-dealer.
OPGEPAST: Zorg dat u onderstaande stappen volgt, anders kan het systeem

beschadigd raken.

De motor nooit starten als de accukabels niet zijn aangesloten.

Draai de sleutel op de stand ‘off’ (uit) voordat u de accu loskoppelt, verwijdert en/of

installeert.

Nooit een acculader gebruiken om de motor te starten.

De accukabels nooit loshalen als de motor draait.

Bij het aansluiten van de accukabels moet u eerst de positieve (+) kabel aansluiten

op de accu en vervolgens de negatieve (--) kabel.

Wanneer u de accu oplaadt, moet u de ontstekingsschakelaar op de off-stand

draaien en de negatieve (--) accukabel loshalen van de accu.

Geen water rechtstreeks op de elektronische regelunit spuiten.

Carburateurafstelling

Voer nooit afstellingen aan de carburateur uit. De carburateur was op de fabriek

afgesteld om efficiënt te werken onder de meeste omstandigheden. Als echter afstelling

noodzakelijk is, raadpleeg dan een erkende Briggs & Stratton dealer voor service.
OPGEPAST: De fabrikant van de machine waarop deze motor is geïnstalleerd

specificeert het maximum toerental waarop de motor gebruikt zal worden. Overschrijd

dit toerental niet.

De bougie vervangen - Afb. 5

Controleer de elektrodeafstand (A, Afb. 5) met een draadvoeler (B). Verstel zonodig de

opening. Installeer de bougie en draai deze vast met het aanbevolen aanhaalkoppel. Zie

voor afstelling van de opening of het aanhaalkoppel het Specificaties hoofdstuk.
Noot: In sommige gebieden schrijven plaatselijke wetten het gebruik voor van een

weerstandsbougie om ontstekingssignalen te onderdrukken. Indien deze motor origineel

was uitgerust met een weerstandsbougie, gebruik dan voor vervanging hetzelfde type

bougie.

Uitlaat en Vonkenvanger Inspecteren

Draaiende motoren produceren hitte. Motoronderdelen, vooral de

uitlaat, worden uiterst heet.
Ernstige brandwonden kunnen optreden bij contact.
Brandbaar vuil, zoals bladeren, gras, hout, enz., kan in brand geraken.

WAARSCHUWING

Laat uitlaat, motorcilinder en vinnen afkoelen voordat deze aangeraakt worden.

Verwijder opgehoopt vuil van het uitlaat- en cilindergebied.

In Californië is het een overtreding van de California Public Resource Code,

paragraaf 4442, om de motor te gebruiken of te laten draaien in bosgebied, of

op land met struiken of gras tenzij het uitlaatsysteem is voorzien van een

vonkenvanger zoals gedefinieerd in paragraaf 4442 die zodanig is onderhouden

dat hij goed werkt. Andere staten of landen kunnen soortgelijke wettelijke

voorschriften hebben. Neem contact op met de fabrikant van de apparatuur, de

wederverkoper of de dealer voor de aanschaf van een vonkenvanger die is

gemaakt voor het uitlaatsysteem dat op deze motor is geïnstalleerd.

De onderdelen van het uitlaatsysteem worden door de fabrikant van de apparatuur

geïnstalleerd. Neem voor specifiek onderhoud en informatie over vervanging contact op

met de fabrikant van de apparatuur.
Inspecteer de uitlaat op barsten, corrosie of andere beschadiging. Verwijder de

vonkenvanger, indien hiermee uitgerust en inspecteer deze op beschadiging of

verstopping door kool. Gebruik bij vervanging uitsluitend originele

vervangingsonderdelen.

WAARSCHUWING:

Vervangingsonderdelen moeten originele zijn en

op dezelfde manier worden gemonteerd als de oorspronkelijke onderdelen, anders

kan brand optreden.

Olie verversen - Afb. 6

7

Gebruikte olie is gevaarlijk afval en moet op de juiste manier worden afgevoerd. Niet met

huishoudelijk afval weggooien. Raadpleeg de plaatselijke autoriteiten, het

servicecentrum of de dealer voor veilige manieren om het af te voeren/te recyclen.

Olie verwijderen

1. Ontkoppel, met de motor uit maar nog steeds warm, de bougiekabel (A) en houd

deze weg van de bougie (Afb. 6).

2. Verwijder de peilstok (D).
Standaard olie aftapplug
1. Verwijder de olie aftapplug (B). Tap de olie af in een goedgekeurde container.

Noot: Elke olie aftapplug die getoond is kan in de motor gemonteerd zijn.

2. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapplug en draai deze vast.
Optionele snelle olie aftap
1. Ontkoppel de olie aftapslang (G, Afb. 6) van de zijkant van de motor.
2. Draai en verwijder de olie aftapdop (H). Laat de snelle olie aftap voorzichtig (I) in een

goedgekeurde container zakken (J).

3. Installeer nadat de olie is afgetapt de olie aftapdop. Bevestig de olie aftapslang aan

de zijkant van de motor.

Oliefilter vervangen (indien hiermee uitgerust)

Zie voor vervangingsintervallen de Onderhoud kaart.
1. Tap de olie uit de motor af. Zie de Olie Verwijderen sectie.
2. Verwijder de oliefilter (C) en gooi deze op de juiste manier weg. Zie Afb. 7.
3. Smeer, voordat U het nieuwe oliefilter installeert, de filterpakking in met verse,

schone olie.

4. Installeer het oliefilter met de hand tot de pakking de oliefilteradapter raakt, draai het

oliefilter dan nog 1/2 tot 3/4 slag vast.

5. Vul olie bij. Zie het hoofdstuk Olie bijvullen.
6. Start de motor en laat deze draaien. Controleer terwijl de motor opwarmt op

olielekkages.

7. Stop de motor en controleer het oliepeil. Het moet tot de “FULL” (=vol) markering op

de peilstok komen.

Olie bijvullen

Plaats de motor waterpas.

Reinig rond de olievulopening.

Raadpleeg het hoofdstuk Specificaties voor de oliecapaciteit.

1. Verwijder de peilstok (D) en veeg deze af met een schone doek (Afb. 6).
2. Giet de olie langzaam in de olievulopening van de motor (E). Niet overvullen. Wacht

na het olie bijvullen een minuut en controleer dan het oliepeil.

3. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.
4. Verwijder de peilstok en controleer het oliepeil. Het moet tot de “FULL” (=vol)

markering (F) op de peilstok komen.

5. Breng de peilstok weer aan en draai hem vast.

Luchtfilter onderhouden - Afb. 8

9

WAARSCHUWING

Brandstof en zijn dampen zijn uiterst brandbaar en explosief.
Brand of explosie kunnen ernstige brandwonden of de dood

veroorzaken.

Start of gebruik de motor nooit met verwijderde luchtreiniger (indien de motor

hiermee is uitgerust) of verwijderd luchtfilter (indien de motor hiermee is

uitgerust).

OPGEPAST: Gebruik geen perslucht of oplosmiddelen om de luchtfilter te reinigen.

Perslucht kan de filter beschadigen en oplosmiddelen zullen de filter oplossen.
Het luchtfiltersysteem gebruikt een plat of ovaal patroon. Sommige modellen zijn ook

uitgerust met een voorfilter dat uitgewassen en hergebruikt kan worden.

Plat luchtfilter

1. Verwijder het deksel (A, Afb. 8).
2. Verwijder de filter (C) en de voorfilter (B).
3. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard oppervlak. Wanneer de filter erg

vuil is, vervang deze dan door een nieuwe filter.

4. Was de voorfilter in een vloeibaar oplosmiddel en water. Laat deze dan grondig

drogen. De voorfilter niet inoliën.

5. Zet het droge voorfilter en filter in de houder op de motor (D).
6. Installeer het deksel.

Ovaal luchtfilter

1. Verwijder het deksel (A, Afb. 9).
2. Om de filter (B) te verwijderen moet u het uiteinde van de filter optillen.
3. Verwijder de voorfilter (C), indien aanwezig, van de filter.
4. Tik om vuil los te maken voorzichtig tegen een hard oppervlak. Wanneer de filter erg

vuil is, vervang deze dan door een nieuwe filter.

Not for Reproduction

Advertising
This manual is related to the following products: