4 meetsystemen aansluiten – HEIDENHAIN PWM 20 User Manual
Page 90

Bedieningshandleiding
nl
PWM 20
92
4.4
Meetsystemen aansluiten
AANWIJZING
Gevaar van beschadiging van het apparaat
en het meetsysteem door een verkeerd
voedingsspanningsbereik en verkeerde bedrading!
Voedingsspanningsbereik van het aangesloten
meetsysteem in acht nemen.
Controleren of de verbindingskabel tussen het
meetsysteem en het apparaat correct is bedraad.
Verbindingskabel tussen meetsysteem en apparaat
alleen in spanningsloze toestand aanbrengen of
verwijderen.
De gebruiker draagt alle risico's voor aansluiting en
gebruik van het apparaat met meetsystemen die niet
van HEIDENHAIN afkomstig zijn.
Aansluitmogelijkheden
Meetsystemen met een 15-polige interface worden aan
de voorzijde van het apparaat op meetsysteem-ingang
X1 aangesloten
In de inlusmodus wordt voor meetsystemen met een 15-
polige interface meetsysteem-uitgang X2 gebruikt
Meetsystemen met 8+2-polige DRIVE-CLiQ-interfaces
worden op meetsysteem-ingang X4 aan de voorzijde van
het apparaat aangesloten
Informatie over de plaats van de aansluitingen zie
"Apparatenoverzicht", Bladzijde 91.
De aansluitbezettingen van de verbindingskabels vindt u in
de catalogus.
Informatie over de signaalbezetting van de
pennen in de bijlage:
kabelscherm met behuizing verbonden;
U
P
= voedingsspanning
Sensor: de sensorkabels zijn, afhankelijk van
de instellingen in de ATS-software, intern
met de desbetreffende voedingsspanning
verbonden (document "Bedieningshandleiding
ATS-software", zie "Aanwijzingen voor het lezen
van de documentatie", Bladzijde 86).
EnDat/SSI-interface
Pen
Functie
1, 3, 7, 9, 11, 14
Incrementele signalen (alleen bij beste-
laanduiding EnDat 01 en EnDat 02)
2, 4, 10, 12
Voedingsspanning
5, 8, 13, 15
Positiewaarden
6
Binnenscherm
Signaalbezetting EnDat/SSI zie "F".
Fanuc-, Mitsubishi-, Yaskawa-, Panasonic-interface
Pen
Functie
1, 3, 7, 9, 11, 14
Incrementele signalen (indien aanwe-
zig, uitsluitend voor vergelijking; tijdens
normaal bedrijf niet bezetten)
2, 4, 10, 12
Voedingsspanning
5, 8, 13, 15
Positiewaarden
6
/
Signaalbezetting Fanuc zie "G".
Signaalbezetting Mitsubishi zie "H".
Signaalbezetting Yaskawa en Panasonic zie "I".
Fanuc en Mitsubishi: pennen 5 en 13 niet
bezetten bij "one pair transmission".
1 V
tt
-/3 V
tt
-interface
Pen
Functie
1, 3, 7, 9, 11, 14
Incrementele signalen
2, 4, 10, 12
Voedingsspanning
5, 6, 8, 13, 15
Andere apparaatafhankelijke signalen
(omschakeling in het apparaat)
Signaalbezetting 1 V
tt
met grensposities zie "J".
Signaalbezetting 1 V
tt
/Z1 zie "K".
Signaalbezetting 1 V
tt
met cyclus/gegevens zie "L".
11 µA
tt
/25 µA
tt
-interface
Pen
Functie
1, 3, 7, 9, 11, 14
Incrementele signalen
2, 4
Voedingsspanning
5, 6, 8, 10, 12, 13, 15
/
6
Binnenscherm
Signaalbezetting 11 µA
pp
(25 µA
pp
) zie "M".