Tunturi T80/F User Manual

Page 81

Advertising
background image

NL

H A N D L E I D I N G

T 8 0 / F T 8 5 / F

81

MANUELE TRAINING

DIRECT BEGINNEN:
1.

Manuele training is de uitgangsinstelling van de

loopmat. U kunt de training direct beginnen door op de
START-toets te drukken. De mat beweegt nu met een
snelheid van 1,5 km/h.

BEGIN VIA DE GEBRUIKERSINSTELLINGEN:
2.

Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw

training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens
op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de START-
toets bevestigt u de instelling.

3.

Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje

naast de MANUAL-tekst brandt.

4.

Druk de START-toets in. De mat beweegt nu met

een snelheid van 1,5 km/h. U kunt deze snelheid verder
regelen met de Haas/Schildpad-toetsen en met PSC.

5.

Om de minuut verschijnen op het profieldisplay de

snelheidsgegevens van de training. Na verloop van 20
minuten verdwijnt het displaybeeld van de monitor naar
links en kunt u de snelheidsgegevens van de afgelopen
20 minuten aflezen. Als u tijdens de training op
SELECT drukt, komen op het monitor de cumulatieve
snelheids-, hellings-, hartslag- en atletiekbaanprofiel te
staan (T85).

6.

Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te

drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten
durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt u de
onderbroken training voortzetten door de START-toets
te drukken. In de wachtmodus kunt u ook de training
in het geheugen opslaan (zie bij Geheugenfunctie).
Door twee keer op de STOP-knop te drukken,
beëindigt u het trainingsprogramma; het display toont
de gegevens over de geleverde prestatie en gaat terug in
de startmodus.

HARTSLAGAANGEPASTE TRAINING

Gecontroleerde hartslagtrainingen geven de
mogelijkheid tot training op een gewenst hartslagniveau.
Hartslagaangepaste profielen veronderstellen altijd het
gebruik van de hartslaggordel. Als de hartslagmeting
niet functioneert, verschijnt er in het tekstveld het
foutteken CHECK TRANSMITTER. Dan moet u
controleren of u de gegeven aanwijzingen voor het
gebruik van de hartslaggordel hebt opgevolgd.

1.

Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten of uw

training wilt opslaan, geef dan uw gebruikersgegevens
op of kies uw gebruikerscode (1-4). Met de ENTER-
toets bevestigt u de instelling.

2.

Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje

naast de HRC-tekst brandt. Met de ENTER-toets
bevestigt u de instelling.

3.

Selecteer met de pijltoetsen een van de volgende

hartslagmodellen:

a) Snelheid besturing = De looptrainer houdt uw
hartslag door middel van de snelheidsbesturing
constant. Indien gewenst is de loophoek ook tijdens de
training te veranderen.

b) Loophoek besturing = De besturing van de hartslag
is door de hellinghoek van de band aan te passen. In
deze mode, wordt de snelheid aangepast door op het

Haas of op de Schildpad-toets te drukken. Bij deze
trainingsvorm regelt u zelf de snelheid van de loopmat
via de PSC-functie of met behulp van de haas/
schildpad-toetsen.

c) Combinatie = De looptrainer houdt uw hartslag ook
constant door de hellinghoek en de snelheid evenredig
aan te passen.

4.

Druk ENTER voor bevestiging van uw keuze.

5.

Kies de gewenste hartslagniveau (80-180) met de

pijltoetsen.

6.

Druk op de START-toets om training met een

constant hartslagniveau te beginnen. Tijdens de training
kunt u het hartslagniveau met de pijltoetsen veranderen.

7.

Om de minuut verschijnen op het profieldisplay de

snelheidsgegevens van de training. Na verloop van 20
minuten verdwijnt het displaybeeld van de monitor naar
links en kunt u de snelheidsgegevens van de afgelopen
20 minuten aflezen. Als u tijdens de training op
SELECT drukt, komen op het monitor de cumulatieve
snelheids-, hellings-, hartslag- en atletiekbaanprofiel te
staan (T85).

8.

Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te

drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten
durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt u de
onderbroken training voortzetten door de START-toets
te drukken. In de wachtmodus kunt u ook de training
in het geheugen opslaan (zie bij Geheugenfunctie).
Door twee keer op de STOP-knop te drukken,
beëindigt u het trainingsprogramma; het display toont
de gegevens over de geleverde prestatie en gaat terug in
de startmodus.

CONDITIETEST

Met de loopmat zijn twee verschillende conditietests
mogelijk. De lichte conditietest is een wandeltest van 2
km, die u snel wandelend moet afleggen. Voor personen
met een goede conditie is de Cooper-hardlooptest
geschikter, deze duurt 12 minuten.

1.

Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje

naast de TEST-tekst brandt. Met de ENTER-toets
bevestigt u de instelling.

2.

Druk op de SELECT-knop, hiermee kunt u kiezen

voor de wandeltest van 2 km of de Coopertest. Met de
ENTER-toets bevestigt u de instelling.

2 KM LOOPTEST

Bij de wandeltest moet de hartslagmeter worden
gebruikt: de conditie wordt beoordeeld aan de hand
van de hartslag tijdens het lopen en de tijd die u voor
het wandelen van 2 km nodig had. Aan de test gaat een
opwarmfase van 3 min vooraf. Wij adviseren dan ook
aan, om na de test rustig te blijven door lopen totdat uw
hartslagniveau weer de normale waarde bereikt heeft.
Op basis van de resultaten geeft de meter een schatting
van uw maximale zuurstofopname capaciteit.

BEGIN VAN DE WANDELTEST:
1.

In het tekstveld van de meter wordt de lengte van de

deelnemer aan de test gevraagd (HEIGHT): stel deze in
met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.

2.

In het tekstveld van de meter wordt het geslacht

T80_T85_manual.indd 81

13.8.2004, 17:25:29

Advertising