Enerpac STB-Series User Manual
Page 38
38
7.3 Offset-buiginstructies
Afbeelding 7
1.
Stel de gewenste offset-buighoek vast. Zoek en markeer de
eerste buiging op afstand (D) min (S) vanaf het uiteinde van
de pijp, volgens hoofdstuk 7.2, "Slag-buiginstructies", nr. 2
en 3.
2.
Zoek afmeting (B) in offset-tabel 4, met gebruikmaking van
dezelfde buighoek om de eerste markering te vinden.
OPMERKING: De maximale pijpmaat die tot de gegeven
hoeken kan worden gebogen staat voor elke vereiste offset
(H) vermeld.
3.
Markeer de tweede buigafmeting (B) zoals geïllustreerd op de
pijp (afbeelding 7, voorbeeld 1).
Markering (B) kan niet dichter bij de uiteinden van de pijp
liggen dan afstand (L), anders worden de uiteinden niet
op de draaischoenen ondersteund (zie afbeelding 6,
voorbeeld 3 en de "L"-vereisten-tabel 5).
4.
Zet de pijp zodanig in het buigapparaat, zodat de eerste
buigmarkering op één lijn staat met de pijl op de buigschoen.
Begin met buigen en lees de gewenste hoek af op de
optische hoekmeter.
5.
Draai de pijp 180° en zet de tweede buigmarkering op één lijn
met de pijl op de buigschoen. Begin met de tweede buiging
en lees de gewenste hoek af op de optische hoekmeter.
D
S
B
H
B
B
L
L
Tabel 3, Slagbuigingen
Wanddikte
(S) terugbuig-afmeting (in.)
Sweep-buigapp.
Eén slag-buigapparaten
in. (mm)
15°
30°
45°
60°
(R) *
(L) **
1
⁄
2
(12,7)
—
1
⁄
8
1
⁄
4
7
⁄
16
3
1
⁄
4
7
1
⁄
2
3
⁄
4
(19,05)
1
⁄
16
3
⁄
16
5
⁄
16
9
⁄
16
4
1
⁄
2
8
3
⁄
4
1 (25,4)
1
⁄
16
1
⁄
4
7
⁄
16
3
⁄
4
5
3
⁄
4
10
1
⁄
4
1
1
⁄
4
(31,75)
1
⁄
8
1
⁄
4
1
⁄
2
7
⁄
8
7
1
⁄
4
11
1
⁄
2
1
1
⁄
2
(38,1)
1
⁄
8
5
⁄
16
5
⁄
8
1
8
1
⁄
4
13
1
⁄
4
2 (50,8)
3
⁄
16
3
⁄
8
11
⁄
16
1 3
⁄
16
9
1
⁄
2
15
2
1
⁄
2
(63,5)
3
⁄
16
7
⁄
16
13
⁄
16
1
3
⁄
8
10
1
⁄
2
16
3
⁄
4
3 (76,2)
1
⁄
4
9
⁄
16
1
11
1
⁄
16
13
18
1
⁄
2
3
1
⁄
2
(88,9)
1
⁄
4
5
⁄
8
1
1
⁄
8
11
5
⁄
16
17
1
⁄
2
22
1
⁄
4
4 (101,6)
5
⁄
16
3
⁄
4
1
3
⁄
8
2
1
⁄
2
20
24
1
⁄
4
* (R) Middellijnradius (in inches)
** (L) (L) Vereiste minimumlengte pijp aan elke kant van de buigmarkering (in inches)
Tweede buigmarkering
Voorbeeld 1
Hoek
Eerste buigmarkering
Hoek
Voorbeeld 2
Voorbeeld 3
Tabel 5, "L"-vereisten-tabel
Pijpmaat
(L) *
1
⁄
2
" (12,7)
7
1
⁄
2
3
⁄
4
" (19,05)
8
3
⁄
4
1" (25,4)
10
1
⁄
4
1
1
⁄
4
" (31,75)
11
1
⁄
2
1
1
⁄
2
" (38,1)
13
1
⁄
4
2" (50,8)
15
2
1
⁄
2
" (63,5)
16
3
⁄
4
3" (76,2)
18
1
⁄
2
3
1
⁄
2
" (88,9)
22
1
⁄
4
4" (101,6)
24
1
⁄
4
(L) = Min. vereiste pijplengte op elk uiteinde van de afmeting (B)
Tabel 4, Offset-tabel voor sweep- en één slag-pijpbuigapparaten
Vereiste Maximale
offset (H)
(B)
pijpmaat
in. (mm)
in. (mm)
in. (mm)
2 (50,8)
7
11
⁄
16
(195,26)
3
⁄
4
(19,05)
4 (101,6)
15
7
⁄
8
(403,23)
1
1
⁄
2
(38,1)
15° buig.
6 (152,4)
23
3
⁄
16
(588,96)
3
1
⁄
2
(88,9)
8 (203,2)
30
7
⁄
8
(784,23)
4 (101,6)
10 (254,0)
35
5
⁄
8
(904,88)
4 (101,6)
2 (50,80)
–
–
4 (101,6)
7
7
⁄
8
(200,03)
3
⁄
4
(19,05)
6 (152,4)
11
7
⁄
8
(301,63)
1 (25,4)
8 (203,2)
15
7
⁄
8
(403,23)
1
1
⁄
2
(38,1)
30° buig.
10 (254,0)
19
7
⁄
8
(504,83)
2 (50,8)
12 (304,8)
23
7
⁄
8
(606,43)
2
1
⁄
2
(63,5)
14 (355,6)
27
7
⁄
8
(708,03)
3
1
⁄
2
(88,9)
16 (406,4)
31
7
⁄
8
(809,63)
4 (101,6)
18 (457,2)
35
7
⁄
8
(911,23)
4 (101,6)
6 (152,4)
8
5
⁄
16
(211,14)
1
⁄
2
(38,1)
8 (203,2)
11
1
⁄
8
(282,58)
1 (25,4)
10 (254,0)
13
7
⁄
8
(352,43)
1
1
⁄
4
(31,75)
12 (304,8)
16
11
⁄
16
(423,86)
1
1
⁄
2
(38,1)
45° buig.
14 (355,6)
19
1
⁄
2
(495,3)
2 (50,8)
16 (406,4)
22
3
⁄
8
(568,33)
2
1
⁄
2
(63,5)
18 (457,2)
25
3
⁄
16
(639,76)
3 (76,2)
20 (508,0)
28 (711,2)
3
1
⁄
2
(88,9)
22 (558,8)
30
7
⁄
8
(784,23)
4 (101,6)
6 (152,4)
–
–
8 (203,2)
8
3
⁄
4
(222,25)
1
⁄
2
(38,1)
10 (254,0)
10
13
⁄
16
(274,64)
1 (25,4)
12 (304,8)
12
7
⁄
8
(324,78)
1
1
⁄
4
(31,75)
60° buig.
14 (355,6)
15
1
⁄
8
(384,18)
1
1
⁄
2
(38,1)
16 (406,4)
17
3
⁄
8
(441,33)
2 (50,8)
18 (457,2)
18
1
⁄
2
(469,9)
2
1
⁄
2
(63,5)
2 0 (508,0)
21
1
⁄
2
(546,1)
3 (76,2)
22 (558,8)
23
5
⁄
8
(600,08)
3
1
⁄
2
(88,9)