De straal uitlijnen en de – Interlogix VE736 User Manual

Page 41

Advertising
background image

P/N 145797999-2 • REV B • ISS 19MAR12

41 / 64

Dipswitch 1: Polariteit van controlespanning

(CS)

Aan: “Actieve hoge” biedt de standaard logica met
“Actieve hoge”-logica om de ingangen Looptest en
Dag/nacht in te schakelen.

Uit: “Actieve lage” biedt “Actieve lage”-logica om de
ingangen Looptest en Dag/nacht in te schakelen.

Dipswitch 2: Bel

Zie figuur 12.

Overdag kan de detector de richting van de
indringer onderscheiden. U schakelt deze optie uit
door de detector in te stellen op Bel uit. Wanneer
de bel aan staat, slaat de detector alarm wanneer
de indringer van rechts naar links of van links naar
rechts door de gordijnen loopt.

Opmerking:

Als de aansluiting Dag/nacht niet

wordt gebruikt en de bel is ingeschakeld, staat de
bel zowel tijdens de modus inschakelen als de
modus uitschakelen (Dag/nacht) aan.

Dipswitch 3: Belrichting

Zie figuur 13.

Aan: Alarm wordt geactiveerd wanneer een
indringer van links naar rechts loopt.

Uit: Alarm wordt geactiveerd wanneer een indringer
van rechts naar links loopt.

Ga met uw rug naar de detector staan om links en
rechts te bepalen.

Dipswitch 4: Lampjes

Aan: Beide lampjes op de detector blijven altijd
ingeschakeld.

Uit: Wanneer het systeem is uitgeschakeld, worden
beide lampjes geregeld door de ingang Looptest en
Dag/nacht in te schakelen.

De straal uitlijnen en de looptest van de
detector uitvoeren

Met behulp van het VE710-

uitlijningsgereedschap

Zie figuur 18 en 19.

1. Plaats de VE710 in het subframe, met de

Aan/Uit-schakelaar naar de grond gericht.

2. Sluit aan op de COM-poort.

3. Schakel de VE710 in.

WAARSCHUWING! Kijk nooit recht in de
laserstraal.

Het afgegeven vermogen is minder dan 1 mW.
De laser van de VE710 is door IEC60825-1
geclassificeerd als een Class 2 laser. De reflex
van het oog om te knipperen is snel genoeg om
permanente schade aan het oog te voorkomen.

4. De laserstip geeft de uitlijning van de detector

aan (figuur 18). Als die stip op de wand afwijkt
van het midden van het gewenste
detectiegebied 1 m vanaf de grond, draait u de
borgschroeven in de basis los (zie figuur 4) en
gebruikt u de drie bijstelschroeven in de basis
om de detector weer met het midden uit te
lijnen, zoals in figuur 19 is weergegeven. Nadat
u de stip weer juist hebt uitgelijnd, draait u de
borgschroeven op de basis weer vast.

5. Verwijder het uitlijningsgereedschap en plaats

de deksel terug.

6. Voer de looptest uit. Controleer dat het rode

lampje AAN is na de looptest.

Zonder het uitlijningsgereedschap

Zie figuur 19.

1. Plaats de spiegelsegmentafschermingen zodat

de detector zich in de modus single-curtain
(enkele beam) bevindt.

2. Stel J2 in op Aan en wacht tot beide lampjes Uit

zijn.

3. Loop in het grootst mogelijke bereik met een

normale snelheid door het kijkveld van de
detector (zonder te stoppen). Wanneer u in de
straal terechtkomt, beginnen beide lampjes
gelijktijdig te knipperen.

Als, nadat u door de straal bent gelopen:
a. Het rode lampje AAN is (figuur 20, item 1),

is de uitlijning geslaagd.

b. De rode en gele lampjes gelijktijdig

knipperen, dan bevindt er zich een
obstructie in het kijkveld en is het kijkveld
ontoereikend om een alarmsituatie te
verifiëren.

Er zijn twee mogelijkheden:
• Als het knipperen begon aan het einde van

het detectiegebied, dient u de laserstraal

Advertising
This manual is related to the following products: