De detectorstatus via de led’s aflezen, Algemene informatie – Interlogix VE736 User Manual

Page 42

Advertising
background image

42 / 64

P/N 145797999-2 • REV B • ISS 19MAR12

meer naar links uit te lijnen (figuur 20,
item 2).

• Als het knipperen begon aan het begin van

het detectiegebied, dient u de laserstraal
meer naar rechts uit te lijnen (figuur 20,
item 3).

Draai de borgschroeven in de basis los (zie
figuur 4) en gebruik de drie bijstelschroeven in
de basis om de detector weer met het midden
uit te lijnen, zoals in figuur 20 is weergegeven.
Nadat u de straal weer juist hebt uitgelijnd,
draait u de borgschroeven op de basis weer
vast.

4. Als de lampjes niet knipperen, bevindt het

gordijn zich buiten het detectiebereik (figuur 20,
item 4) . Loop op een kleinere afstand door de
straal heen om te proberen het te detecteren.

5. Voer de looptest opnieuw uit om te controleren

dat de detector nu juist is uitgelijnd.

6. Stel J2 in op Uit.

Opmerkingen

• Als de CLM Aan is, wordt de alarmuitgang

geactiveerd.

• Het verdient aanbeveling de kap op de detector

te plaatsen voordat u de CLM-looptest uitvoert.

De detectorstatus via de LED’s aflezen

Tabel 2:

LED-indicatie

Detector-
status

Gele
LED

Rode
LED

Beschrijving

Op spanning

Knipperen afwisselend
gedurende 50 sec

Alarm

Aan tijdens alarmperiode
—normaal 3 sec

Storing

Continu aan

Stuur
spanning

Aan tot de juiste
spanning is hersteld

= Doorlopend Aan

= Normaal knipperend (1 Hz)

Algemene informatie

Vergrendelen

Bij het gebruik van meerdere detectors in een
enkelvoudige lus, bedraadt u voor Dag/nacht en
Looptest, zoals hieronder is weergegeven
(herhaald in figuur 6).

Het lampje Looptest op afstand in-/uitschakelen

Zie figuur 6.

Koppel de “Aansturing” los van de klem 10
(geheugen) en sluit deze aan op aansluiting 11.
De LED van de detector zal knipperen wanneer het
alarmrelais wordt geopend en gesloten. De looptest
kan nu worden uitgevoerd.

Opmerking:

Het alarmgeheugen wordt niet gewist

door alleen de looptest in te schakelen. Wanneer u
na een alarm het systeem uitschakelt, moet u de
looptest op Aan instellen. Wanneer u de looptest op
Uit instelt, zal de indicatie van de in het geheugen
opgeslagen alarmen opnieuw verschijnen. Pas
nadat de Ansturing opnieuw op aansluiting 10 is
aangesloten (lees: nadat het systeem opnieuw is
ingeschakeld), zal het geheugen worden gewist en
zullen de LED’s niet branden.

Als u het looptestlampje wilt inschakelen zonder
een CS-ingang op afstand, stelt u Dipswitch 4 in op
de Aan-stand. Na de looptest stelt u Dipswitch 4 in
op de Uit-stand.

Het verdient aanbeveling regelmatig de looptest
van de detector uit te voeren en de communicatie
met het controlepaneel te controleren.

Het alarmgeheugen instellen

Zie figuur 6.

Opmerking:

Stel eerst de juiste actieve

Controlespanning (“Aansturing) in met DIP-
schakelaar 1.

Sluit de Aansturing aan op aansluiting 10 wanneer
het systeem is ingeschakeld. Wanneer het systeem
is uitgeschakeld, koppelt u de Aansturing los. Als in
de ingeschakelde periode een alarm wordt
geactiveerd, geeft een knipperende rode LED aan
welke detectors het alarm hebben veroorzaakt.
Wanneer u de Aansturing weer aansluit (lees: het
systeem opnieuw inschakelt), worden de LED-
indicatie en het geheugen weer op de
beginwaarden ingesteld.

Het dekkingspatroon selecteren

Zie figuur 21 en 22.

Het dekkingspatroon kan aan specifieke vereisten
worden aangepast met behulp van de
spiegelstickers (bijgesloten), zoals is weergegeven.
Het verdient aanbeveling niet-gebruikte gordijnen

Advertising
This manual is related to the following products: