4–20ma-activeringsopties, De geselecteerde functie. raadpleeg, 4–20ma – Hach-Lange HACH 5500 sc PO43-HR Operations User Manual

Page 128: Activeringsopties

Advertising
background image

Optie

Omschrijving

SET TRANSFER

Als TRANSFER (OVERDRACHT) is of wordt
geselecteerd als de ERROR HOLD MODE (HOLD-
MODUS VOOR FOUTEN), selecteer dan SET
TRANSFER (OVERDRACHT INSTELLEN) en voer
de overdrachtwaarde in. Bereik: 3,0 tot 23,0 mA
(standaard = 4.000). Raadpleeg

Hold-modus voor

fouten instellen

op pagina 131.

SET FILTER

Voer de filterwaarde in. Dit is een tijdsgemiddelde
filterwaarde van 0 tot 120 seconden (standaard = 0).

SCALE 0mA/4mA

Selecteer de schaal (0-20 mA of 4-20 mA).

4–20mA-activeringsopties

1. Selecteer INSTELLINGEN SYSTEEM>INSTELLINGEN

UITGANGEN>INSTELLINGEN 4-20mA.

2. Selecteer de beschikbare UITGANG.
3. Selecteer SET FUNCTION>LINEAR CONTROL (FUNCTIE

INSTELLEN>LINEAIRE REGELING) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).

Optie

Omschrijving

0/4mA INSTELL.

Stelt het lage eindpunt van het procesvariabelenbereik
in.

20mA INSTELLEN Stelt het hoge eindpunt (bovenste waarde) van het

procesvariabelenbereik in.

4. Selecteer SET FUNCTION>PID CONTROL (FUNCTIE

INSTELLEN>PID-REGELING) en selecteer vervolgens de van
toepassing zijnde opties in het menu ACTIVATION (ACTIVERING).

Optie

Omschrijving

SET MODE

AUTO (AUTOMATISCH) – het signaal wordt automatisch
geregeld door de algoritme wanneer de analyser
gebruikmaakt van proportionele, integrale en afgeleide
ingangen.
MANUAL (HANDMATIG) – het signaal wordt geregeld
door de gebruiker. Om het signaal handmatig te wijzigen,
verandert u de %-waarde in MANUAL OUTPUT
(HANDMATIGE UITGANG).

PHASE

Selecteert het signaalresultaat wanneer zich
proceswijzigingen voordoen.
DIRECT – signaal wordt verhoogd naarmate het proces
toeneemt.
REVERSE (OMGEKEERD) – signaal wordt verhoogd
naarmate het proces afneemt.

INST. SETPOINT Stelt de waarde voor een regelpunt in het proces in.

PROP BAND

Stelt de waarde in voor het verschil tussen het gemeten
signaal en de vereiste instelwaarde.

INTEGRAL

Stelt de tijdsperiode in tussen het inspuitpunt van het
reagens en het contact met het meetapparaat.

DERIVATIVE

Stelt een afstelwaarde in voor vacillatie van het proces.
Bij de meeste toepassingen is regeling mogelijk zonder
gebruik te maken van de afgeleide instelling.

TRANSITIETIJD

Stelt de waarde in om de PID-regeling gedurende een
geselecteerde tijdsperiode te stoppen wanneer het
monster van de regelpomp naar de meetsensor gaat.

128 Nederlands

Advertising