Celconstante, Temperatuurkalibratie, Procedure nulkalibratie – Hach-Lange POLYMETRON 9523 Basic User Manual User Manual

Page 179

Advertising
background image

Gebruik lucht (nulkalibratie) en het procesmonster om de kalibratiecurve te definiëren. Wanneer het
procesmonster wordt gebruikt, moet de referentiewaarde worden bepaald met een tweede verificatie-
instrument.

Celconstante

Zorg er voor het uitvoeren van een kalibratie voor dat de sensorcelparameters juist zijn.

1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE

(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).

2. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

3. Selecteer CELL CONSTANT (celconstante) en druk op enter.
4. Conductiviteitscontactsensoren: selecteer het K-bereik van de cel voor de sensor (0,01, 0,1 of

1,0) en voer daarna de daadwerkelijke K-waarde in zoals aangegeven op het label dat aan de
sensor bevestigd is.
Inductieve conductiviteitssensoren: voer de daadwerkelijke K-waarde in zoals aangegeven op
het label dat aan de sensor bevestigd is.

Temperatuurkalibratie

Het wordt aanbevolen de temperatuursensor eenmaal per jaar te kalibreren. Kalibreer de
temperatuursensor voordat de meetsensor gekalibreerd wordt.

1. Meet de temperatuur van het water met een nauwkeurige thermometer of onafhankelijk

instrument.

2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>CALIBRATE (sensorinstellingen /

kalibreren).

3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

4. Selecteer 1 PT TEMP CAL (1-punts temperatuurkalibratie) en druk op enter.
5. De bruto temperatuurwaarde wordt weergegeven. Druk op enter.
6. Voer de juiste waarde in indien deze afwijkt van hetgeen wordt weergegeven en druk op enter.
7. Druk op enter om de kalibratie te bevestigen. De temperatuuroffset wordt weergegeven.

Procedure nulkalibratie

Gebruik nulkalibratie om het unieke nulpunt van de sensor te bepalen.

1. Verwijder de sensor uit het proces. Gebruik een schone doek om de sensor droog te vegen.
2. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE

(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).

3. Als de toegangscode is ingeschakeld in menu security (beveiliging) voor de controller, voer dan

de toegangscode in.

4. Selecteer ZERO CAL (nulkalibratie) en druk op enter.
5. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:

Optie

Beschrijving

ACTIVE (actief) Het instrument verstuurt de huidige, tijdens de kalibratieprocedure gemeten uitvoerwaarde.

HOLD

De uitgangswaarde van de sensor is tijdens de kalibratieprocedure tegen de huidige
gemeten waarde vastgehouden.

TRANSFER

Tijdens kalibratie wordt een voorgedefinieerde uitgangswaarde verstuurd. Raadpleeg de
handleiding van de controller om de voorgedefinieerde waarde te wijzigen.

6. Houd de droge sensor in de lucht en druk op enter.
7. Bekijk het kalibratieresultaat:

Nederlands 179

Advertising