Bosch GMF 1600 CE Professional User Manual

Page 68

Advertising
background image

68 | Nederlands

2 610 022 197 | (9.2.12)

Bosch Power Tools

– Stel de diepteaanslag 11 op de gewenste freesdiepte en

draai de kartelschroef op de diepteaanslag 16 vast. Let er-

op dat u de schuif met de indexmarkering 10 niet meer ver-

stelt.

– Druk de ontgrendelingshendel voor de invalfunctie 7 in en

geleid de bovenfrees naar de bovenste stand.

De ingestelde freesdiepte wordt alleen bereikt als tijdens het

invallend frezen de diepteaanslag 11 de revolveraanslag 12

raakt.
Bij grotere freesdiepten dient u een aantal bewerkingsstap-

pen met telkens een geringe spaanafname uit te voeren. Met

de revolveraanslag 12 kunt u de freesbewerking in verschil-

lende fasen verdelen. Stel daarvoor de gewenste freesdiepte

met de laagste stand van de revolveraanslag in en kies voor de

eerste bewerkingsstappen eerst de hoogste standen. De af-

stand van de standen bedraagt ca. 3,2 mm.
Na eenmaal proeffrezen kunt u door aan de draaiknop 5 te

draaien de freesdiepte nauwkeurig op de gewenste maat in-

stellen. Draai tegen de wijzers van de klok in om de freesdiep-

te te vergroten. Draai met de wijzers van de klok mee om de

freesdiepte te verkleinen. De schaalverdeling 6 dient daarbij

ter oriëntatie. Een slag komt overeen met een verstelweg van

1,5 mm. Een maatstreepje op de bovenrand van de schaal-

verdeling 6 komt overeen met een verandering van de verstel-

weg met 0,1 mm. De maximale verstelweg bedraagt

± 16 mm.

Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn. Het

proeffrezen leverde een freesdiepte van 9,6 mm op.
– Druk de ontgrendelingshendel voor de invalfunctie 7 in en

geleid de bovenfrees naar de bovenste stand.

– Draai de draaiknop 5 0,4 mm/4 maatstreepjes (verschil

van gewenste en werkelijke waarde) met de wijzers van de

klok mee.

– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-

frezen.

Zorg er bij de fijninstelling van de freesdiepte voor dat de zij-

waarts op de invaleenheid aangebrachte indexmarkering 8 op

de middelste van de aangegeven lijnen wijst. Zo wordt ge-

waarborgd dat er voldoende verstelweg voor de bijstelling

van de invaldiepte in beide richtingen voorhanden is.

Als de invaleenheid 2 op de maximale invaldiepte omlaag ge-

zet is, kan ook via de fijninstelling geen grotere invaldiepte

worden bereikt, omdat de maximale verstelweg reeds is be-

nut.

Een fijninstelling is ook niet mogelijk als de diepteaanslag 11

de revolveraanslag 12 raakt.
Freesdiepte op kopieereenheid instellen

(zie afbeelding H)
Ga als volgt te werk om de freesdiepte fijn in te stellen:
– Open de spanhendel voor de kopieereenheid 22.

– U kunt de freesdiepte grof in drie standen vooraf instellen.

Druk daarvoor op de spanhendel 25 en duw de freesmotor

1 in de kopieereenheid 3 omhoog of omlaag tot deze bij

een niet meer ingedrukte spanhendel 25 in een van de drie

uitsparingen 26 wordt vergrendeld. De uitsparingen heb-

ben een onderlinge afstand van 12,7 mm (0,5 ").

– Voor de fijninstelling van de freesdiepte dient de draai-

knop van de freesdiepte-fijninstelling 24. Draai deze knop

met de wijzers van de klok mee om de freesdiepte te ver-

groten. Draai de knop tegen de wijzers van de klok in om de

freesdiepte te verkleinen. De verstelweg is op de schaal-

verdeling op de draaiknop 24 in inch en millimeter aange-

geven. Het maximale instelbereik bedraagt 41 mm. De

freesdiepteschaalverdeling 34 dient voor extra oriëntatie.

Voorbeeld: De gewenste freesdiepte moet 10,0 mm zijn.

Het proeffrezen leverde een freesdiepte van 9,5 mm op.

– Stel de schaalverdeling op de draaiknop 24 op „0” zonder

daarbij de draaiknop 24 zelf te verstellen. Stel vervolgens

de draaiknop 24 met de wijzers van de klok mee op de

waarde „0,5”.

– Controleer de gekozen freesdiepte door nogmaals proef-

frezen.

Tips voor de werkzaamheden

Freesrichting en freesbewerking (zie afbeelding I)
f

De freesbewerking moet altijd tegen de draairichting

van het freesgereedschap 18 in plaatsvinden (tegenlo-

pend). Bij het frezen met de draairichting mee (gelij-

klopend frezen) kan het elektrische gereedschap uit

uw hand worden getrokken.

Voor het frezen met de invaleenheid 2 gaat u als volgt te werk:
– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-

diepte instellen”.

– Zet het elektrische gereedschap met gemonteerd freesge-

reedschap op het te bewerken werkstuk en schakel het

elektrische gereedschap in.

– Duw de ontgrendelingshendel voor de invalfunctie 7 om-

laag en geleid de bovenfrees langzaam omlaag tot de inge-

stelde freesdiepte bereikt is. Laat de ontgrendelingshen-

del 7 weer los om deze invaldiepte vast te zetten.

– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse

beweging uit.

– Geleid na beëindiging van de freesbewerking de bovenf-

rees in de bovenste stand terug.

– Schakel het elektrische gereedschap uit.
Voor het frezen met de kopieereenheid 3 gaat u als volgt te

werk:
Opmerking: Houd er rekening mee dat het freesgereed-

schap 18 bij freeswerkzaamheden met de kopieereenheid

3 altijd uit de voetplaat 13 steekt. Beschadig de sjabloon

of het werkstuk niet.

– Stel de gewenste freesdiepte in. Zie het gedeelte „Frees-

diepte instellen”.

– Schakel het elektrische gereedschap in en geleid het naar

de te bewerken plaats.

– Voer de freesbewerking met een gelijkmatige voorwaartse

beweging uit.

– Schakel het elektrische gereedschap uit. Leg het elektri-

sche gereedschap niet neer voordat het freesgereedschap

volledig tot stilstand is gekomen.

Frezen met hulpgeleider (zie afbeelding J)
Voor het bewerken van grote werkstukken of bij het frezen

van groeven kunt u een plank of een plint als hulpgeleider op

het werkstuk bevestigen en de multifunctionele frees langs de

hulpgeleider bewegen. Bij gebruik van de invaleenheid 2 ge-

OBJ_BUCH-1178-002.book Page 68 Thursday, February 9, 2012 3:50 PM

Advertising
This manual is related to the following products: