Waterpascontrole – RIDGID micro CL-100 User Manual

Page 50

Advertising
background image

micro CL-100 Self-Leveling Cross Line Laser

48

het aanbrengen van commercieel ver-

krijgbare laserdoelwitten helpen bij het

lokaliseren van het laserpunt op opper-

vlakken.

• Zorg ervoor dat zich geen omstanders

of andere dingen die kunnen afleiden

in de werkzone bevinden – zo voor-

komt u ongewild oogcontact met de

laserstraal.

3. Verifieer dat de laser correct is geïnspec-

teerd, en dit voorafgaand aan elk ge-

bruik.

4. Maak de micro CL-100 Laser klaar voor

de toepassing. Zorg ervoor dat zo veel

mogelijk meetpunten kunnen worden

bereikt.

Het lasertoestel kan met de 5/8" - 11 schroef-

draad onderaan het toestel op een driepoot

of op een ander hulpstuk worden aange-

bracht. Indien u een driepoot gebruikt, moet

u de poten van het statief volledig uitklap-

pen en de snelklemmen op de poten ge-

bruiken om de hoogte en de hellingshoek

van de driepoot bij te stellen.

In welke configuratie de laser ook wordt

gebruikt, het toestel moet stevig en sta-

biel zijn bevestigd, zodat het niet kan

kantelen of vallen. Als de laser binnen

±6° van het horizontale vlak wordt ge-

plaatst, zal het toestel zich automatisch

zelf waterpas zetten wanneer het AAN

wordt gezet.

Figuur 4 – Gebruik van de driepoot

Snelklemmen

5. Houd uw ogen en aangezicht weg van

het laservenstertje. Draai de AAN/UIT-

schakelaar volledig met de klok mee. Nu

wordt gelijktijdig een verticale en een

horizontale laserstraal geprojecteerd.

Deze laserstralen zijn zichtbaar als rode

lijnen op het oppervlak. Hierdoor wordt

ook de vergrendeling losgemaakt, waar-

na de laser zichzelf automatisch water-

pas kan zetten. Indien de laser meer dan

6° afwijkt van het waterpasvlak, zal de

laserstraal knipperen. Als dit het geval is,

schakel de laser dan weer UIT en stel het

toestel horizontaler op. Afhankelijk van

de omstandigheden zal het toestel zich-

zelf normaal gesproken binnen enkele

seconden zelf waterpas zetten.

Figuur 5

6. Zodra de laser AAN is, kunt u de laser-

stralen verdraaien tot ze op de gewenste

oppervlakken gericht zijn. Raak het la-

sertoestel niet aan terwijl dit met de me-

tingen bezig is – u zou de stand van het

toestel kunnen verstoren, waardoor een

verkeerde meting zou kunnen worden

uitgevoerd. Op dit ogenblik kunnen de

laserstralen worden gebruikt als referen-

tiepunt voor metingen, enz.

7. Telkens als de laser niet wordt gebruikt,

moet u het toestel UITschakelen door

de AAN/UIT-schakelaar tegen de klok in

te draaien. Zo voorkomt u ook ongewild

oogcontact met de laserstralen.

8. Terwijl de laser nog rechtop staat, moet

u de vergrendeling voor transport en op-

slag vastzetten door de AAN/UIT-schake-

laar helemaal tegen de klok in te draaien.

Verplaats het lasertoestel niet zolang het

mechanisme voor het automatisch wa-

terpas zetten niet is vergrendeld. Als u

dit toch doet, zou het toestel hierdoor

beschadigd kunnen worden.

Waterpascontrole

1. Stel de laser op een afstand van onge-

veer 15 ft (4,6 m) van een wand op. Zet

het toestel AAN en markeer de wand op

de plaats waar de twee laserstralen el-

kaar kruisen. Zet het toestel UIT.

Advertising