Bondioli&Pavesi 399CEBR15_A User Manual

Page 70

Advertising
background image

70

NL

onderdelen van de tractor, trekhaken, driepuntsbevestigingen, dan kan de

bescherming van de cardanas beschadigd raken. Gebruik geen tractoren of

aankoppelsystemen die interfereren met de cardanas terwijl deze beweegt.

Gebruik geen adapters of onderdelen waarmee de fabrikant van de machine geen

rekening heeft gehouden.

NOMINAAL VERMOGEN Pn en NOMINAAL DRAAIMOMENT Mn

Alle draaiende onderdelen moeten voorzien zijn van een bescherming.

De bescherming van de tractor en de machine zorgen samen met die van de

cardanoverbrenging voor uw veiligheid.

Alvorens met het werk te beginnen dient men na te gaan of alle beschermingen

van de overbrenging, de tractor en de aangekoppelde machine op hun plaats

zitten en goed functioneren. Eventuele beschadigde of ontbrekende onderdelen

moeten worden vervangen door originele reserveonderdelen en op de juiste wijze

worden geinstalleerd, voordat men de overbrenging in gebruik neemt.

Voordat men in de buurt van de machine komt of onderhoudswerkzaamheden

uitvoert, dient men de motor uit te zetten, de sleutels uit het bedieningspaneel

van de tractor te halen en er zeker van te zijn dat alle onderdelen stilstaan.

Kom niet te dicht bij het werkgebied of onderdelen die in beweging zijn.

Draag geen kledingstukken met riemen of losse flappen e.d. die verstrikt

kunnen raken. Contact met draaiende onderdelen kan ernstige ongevallen

veroorzaken die zelfs dodelijk kunnen zijn.

Gebruik de overbrenging niet als steun of als opstapje.

De telescoopbuizen moeten elkaar in normale werkomstandigheden minstens

voor de helft van hun lengte overlappen en in alle werkomstandigheden voor

minstens 1/3. Ook wanneer de overbrenging niet draait, moeten de telescoopbuizen

elkaar voldoende overlappen om vastlopen te voorkomen.

Gebruik de STILSTAANDE MACHINES (pompen, liften, generatoren, drogers,

enz.) alleen maar wanneer ze aan de tractor gekoppeld zijn.

Houd de tractor, indien nodig, met blokken achter de wielen tegen. De tractor moet

aan de machine gekoppeld zijn en zodanig geplaatst zijn dat de hoeken van de

koppelingen beperkt en onderling gelijk zijn.

EENVOUDIGE CARDANKOPPELINGEN

Werk met beperkte hoeken die gelijk zijn aan a1 = a2. Het wordt aangeraden

om voor korte manoeuvres (stuurbewegingen) met hoeken van maximaal 45° te

werken. Schakel de aftakas uit als de hoeken te groot of ongelijk zijn.

5

6

7

8

9

10

11

12

540 min

-1

1000 min

-1

Pn

Mn

Pn

Mn

kW

CV-HP-PS

N∙m

kW

CV-HP-PS

N∙m

G1

12

16

210

18

25

172

G2

15

21

270

23

31

220

G3

26

35

460

40

55

380

G4

26

35

460

40

55

380

G5

35

47

620

54

74

520

G7

47

64

830

74

100

710

G8

61

83

1080

96

130

917

Advertising