Nederlands – Stiga 8221-0034-80 User Manual

Page 29

Advertising
background image

29

NEDERLANDS

NL

2.4.3 Koppeling - parkeerrem (1:B) (HST)

Druk nooit op het pedaal tijdens het ri-

jden. De krachtoverbrenging kan dan

oververhit raken.

Het pedaal (2:B) heeft de vol-

gende drie standen:

Omhoog. De koppeling is niet geactiveerd. De

parkeerrem is niet geactiveerd.

Voor de helft ingetrapt. Voorwaarts rijden uit-

geschakeld. De parkeerrem is niet geactiveerd.

Volledig ingetrapt. Voorwaarts rijden uitge-

schakeld. De parkeerrem is geactiveerd maar

niet vergrendeld. Deze stand wordt ook ge-

bruikt als noodrem.

2.4.4 Vergrendeling, parkeerrem (1:C)

De vergrendeling vergrendelt het kop-

pelings-/rempedaal in de ingetrapte stand.

Deze functie wordt gebruikt om de ma-

chine te vergrendelen op hellingen, tijdens

transport enz., als de motor niet draait.
De parkeerrem moet tijdens het werk

altijd uitgeschakeld zijn.

Vergrendelen:
1. Trap het pedaal (1:A) volledig in.
2. Verplaats de vergrendeling (1:C) naar rechts.
3. Laat het pedaal los.
4. Laat de vergrendeling los.
Ontgrendelen:
Trap het pedaal volledig in en laat het weer los.
2.4.5 Rijden - bedrijfsrem (1:D) (HST)

Als de machine niet remt zoals ver-

wacht als het pedaal wordt losgelaten,

moet het linkerpedaal (1:B) worden ge-

bruikt als noodrem.

Het pedaal (1:D) regelt de versnelling tussen de

motor en de wielen (= de snelheid). Wanneer het

pedaal omhoog staat, wordt de bedrijfsrem geac-

tiveerd.

1. Pedaal voorwaarts

– de machine gaat vooruit.
2. Pedaal onbelast

– de machine staat stil.
3. Pedaal achterwaarts

– de machine rijdt achteruit.
4. Minder druk op het pedaal

– de machine remt.

2.4.6 Gas- en chokehendel (2:H)
Hendel om de snelheid te regelen en om te choken

bij een koude start.

Als de motor onregelmatig loopt, be-

staat er een kans dat de hendel te ver

naar voren staat zodat de choke geac-

tiveerd wordt. Dit beschadigt de motor,

verhoogt het brandstofgebruik en is

schadelijk voor het milieu.
1. Choke - voor het starten van een koude

motor. De choke staat in de bovenste stand

in de groef.
Gebruik deze functie niet als de motor

warm is.
2. Vol gas - bij gebruik van de machine al-

tijd vol gas geven.
Om de gashendel op vol gas te zetten, zet

u de hendel ongeveer 2 cm achter de

chokestand.
3. Stationairloop.

2.4.7 Contactslot/koplamp (2:F)
Het contactslot wordt gebruikt om de motor te

starten en uit te schakelen.

Laat de sleutel niet in stand 2 of 3 op de

machine zitten. Er is dan brandgevaar

omdat brandstof in de motor kan lopen

via de carburateur en de accu kan ont-

laden en worden beschadigd.

Vier standen:

1. Stopstand - de motor is kortgesloten. De

sleutel kan verwijderd worden.

2. Rijstand.

3. Rijstand.

4. Startstand - de elektrische startmotor

wordt geactiveerd op het moment dat de

sleutel in de veerbelaste startstand wordt

gedraaid. Laat de sleutel teruggaan naar

rijstand 3 wanneer de motor gestart is.

2.4.8 Versnellingspook (2:J) (Man)
Pook om één van de vijf versnellingen vooruit (1-

2-3-4-5), neutraal (N) of achteruit (R) te kiezen.
Tijdens het schakelen moet het koppelingspedaal

ingetrapt zijn.
LET OP! Zorg dat de machine volledig stilstaat

voordat u van de achteruit in de vooruit of

omgekeerd schakelt. Als u niet meteen in een

bepaalde versnelling kunt schakelen, laat het

koppelingspedaal dan opkomen en trap het

Advertising