Schumacher SCI90 User Manual

Page 63

Advertising
background image

‡

63

3.6 Bepaal de accuspanning door de gebruikershandleiding van het voertuig te raadplegen.

Deze lader is uitgerust met automatische spanningsdetectie van 6 of 12 volt.

3.7 Zorg dat de klemmen van de opladerkabel goed vastzitten.
3.8 Bij uw lader worden twee pennen geleverd waar de klemkabels omheen worden gewikkeld

om ze op te bergen. Om deze te installeren, de twee uitsteeksels uitlijnen met de twee

openingen aan de achterkant van de lader en duwen totdat u een klik hoort.

4. PLAATS VAN OPLADER

WAARSCHUWING

RISICO OP EXPLOSIE EN CONTACT MET ACCUZUUR.

4.1 Plaats de oplader zo ver uit de buurt van de accu als de gelijkstroomkabels toestaan.
4.2 Plaats de oplader nooit recht boven de accu die wordt opgeladen; gassen uit de accu

zullen de oplader corroderen en beschadigen.

4.3 Plaats de accu niet boven op de oplader.
4.4 Zorg dat er nooit accuzuur op de oplader druipt terwijl u de relatieve dichtheid van de

HOHNWURO\WDÀHHVWRIGHDFFXYXOW

5. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU IN HET VOERTUIG IS GEÏNSTALLEERD

WAARSCHUWING

EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU

VEROORZAKEN DOE HET VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE

ACCU TE VERMINDEREN:

5.1 Plaats de AC- en DC-kabel zodanig dat het risico op beschadiging door de motorkap, het

portier en bewegende of hete motoronderdelen wordt verminderd. OPMERKING: Als het nodig

is om de motorkap tijdens het opladen te sluiten, zorg dan dat de motorkap het metalen deel

van de accuconnectors niet raakt en de isolatie van de kabels niet doorsnijdt.

5.2 Blijf uit de buurt van ventilatorbladen, riemen, riemschijven en andere onderdelen die letsel

kunnen veroorzaken.

5.3 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu heeft

gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -).

5.4 Bepaal welke accupool geaard (verbonden) is aan het chassis.
5.5 Bij een voertuig met een negatieve aarding de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de acculader

verbinden met de PLUSPOOL (POS, P, +) (niet-geaard) van de accu. De MINCONNECTOR

(ZWART) met het voertuigchassis of het motorblok verbinden, uit de buurt van de accu. De

FRQQHFWRUQLHWYHUELQGHQPHWGHFDUEXUDWHXUEUDQGVWRÀHLGLQJHQRIEODGPHWDOHQRQGHUGHOHQ

van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok.

5.6 Bij een auto met positieve aarding de MINCONNECTOR (ZWART) van de acculader

verbinden met de MINPOOL (NEG, N, -) (niet-geaard) van de accu. De PLUSCONNECTOR

(ROOD) verbinden met het voertuigchassis of motorblok, uit de buurt van de accu. De

FRQQHFWRUQLHWYHUELQGHQPHWGHFDUEXUDWHXUEUDQGVWRÀHLGLQJHQRIEODGPHWDOHQRQGHUGHOHQ

van de carrosserie. Sluit hem aan op een zwaar metalen deel van het chassis of het motorblok.

5.7 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.
5.8 Wanneer u de oplader loskoppelt, het AC-snoer loskoppelen, de connector van het

voertuigchassis nemen en dan de connector van de accupool nemen.

6. VOLG DEZE STAPPEN WANNEER DE ACCU BUITEN HET VOERTUIG IS

WAARSCHUWING

EEN VONK BIJ DE ACCU KAN EEN ONTPLOFFING VAN DE ACCU

VEROORZAKEN DOE HET VOLGENDE OM HET RISICO OP EEN VONK BIJ DE

ACCU TE VERMINDEREN:

6.1 Controleer de polariteit van de accupolen. De PLUSPOOL (POS, P, +) van de accu heeft

gewoonlijk een grotere doorsnee dan de MINPOOL (NEG, N, -).

6.2 Bevestig een geïsoleerde 6 AWG (13,29 mm

2

) accukabel van ten minste 61 cm (24 inch)

lang aan de MINPOOL (NEG, N, -) van de accu.

6.3 Sluit de PLUSCONNECTOR (ROOD) van de oplader aan op de PLUSPOOL (POS, P, +)

van de accu.

6.4 Zorg dat uzelf en het vrije uiteinde van de kabel die u zojuist met de MINPOOL

(NEG, N, -) van de accu hebt verbonden zo ver mogelijk van de accu verwijderd zijn en

sluit dan de MINCONNECTOR (ZWART) van de oplader aan op het vrije kabeluiteinde.

6.5 Zorg dat u van de accu af gekeerd bent wanneer u de laatste verbinding maakt
6.6 Het AC voedingssnoer van de oplader aansluiten op een wandstopcontact.

Advertising