Orp-kalibratieprocedure – Hach-Lange POLYMETRON 9500 Ultrapure pH_ORP Module User Manual User Manual

Page 118

Advertising
background image

d. Meet de pH-waarde met een tweede verificatie-instrument als de referentieoplossing een

monster is. Gebruik de pijltoetsen om de gemeten waarde in te voeren en druk op enter.

12. Bekijk het kalibratieresultaat:

• PASSED (geslaagd)—de sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten.
• FAILED (mislukt)—hellingsgraad kalibratie of offset ligt buiten geaccepteerde limieten. Reinig

de sensor en probeer opnieuw met een verse referentieoplossing. Raadpleeg

Foutenopsporing

op pagina 121 voor meer informatie.

13. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
14. Wanneer optie Operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Ja is ingesteld, dient u

een gebruikers-ID in te voeren. Raadpleeg

Kalibratieopties wijzigen

op pagina 120.

15. Selecteer in scherm NEW SENSOR (nieuwe sensor) of de sensor nieuw is:

Optie Beschrijving

JA

De sensor is niet eerder met deze controller gekalibreerd. De bedrijfsdagen en eerder gemaakte
kalibratiegrafieken voor de sensor worden gereset.

NEE

De sensor is eerder met deze controller gekalibreerd.

16. Herhaal het proces voor de sensor en druk op enter. Het uitgangssignaal keert terug naar de

actieve toestand en meetwaarde van het monster wordt weergegeven op het meetscherm.

Opmerking: Als de uitgangsmodus op hold (wachten) of transfer (verzenden) is ingesteld, selecteer dan de
vertragingstijd wanneer de uitgangssignalen weer actief worden.

ORP-kalibratieprocedure

De sensor kan in het procesmonster zitten, of een deel van het procesmonster kan worden
verwijderd voor kalibratie.

1. Druk op toets menu en selecteer SENSOR SETUP>[Select Sensor]>CALIBRATE

(sensorinstellingen / selecteer sensor / kalibreren).

2. Als de toegangscode is ingeschakeld in het security-menu voor de controller, voer dan de

toegangscode in.

3. Selecteer 1 POINT SAMPLE (1-punts monster) en druk op enter.
4. Selecteer de optie voor het uitgangssignaal tijdens de kalibratie:

Optie

Beschrijving

ACTIVE (actief)

Het instrument verstuurt de huidige, tijdens de kalibratieprocedure gemeten
uitvoerwaarde.

HOLD (vasthouden)

De uitgangswaarde van de sensor is tijdens de kalibratieprocedure tegen de
huidige gemeten waarde vastgehouden.

TRANSFER (overdragen) Tijdens kalibratie wordt een voorgedefinieerde uitgangswaarde verstuurd.

Raadpleeg de handleiding van de controller om de voorgedefinieerde waarde te
wijzigen.

5. Druk, met de sensor in de referentieoplossing, op enter.
6. Wacht tot de waarde is gestabiliseerd en druk op enter.
7. Gebruik de pijltoetsen om de referentiewaarde in te voeren en druk op enter.
8. Bekijk het kalibratieresultaat:

• PASSED (geslaagd)—de sensor is gekalibreerd en klaar om monsters te meten.
• FAILED (mislukt)—hellingsgraad kalibratie of offset ligt buiten geaccepteerde limieten. Reinig

de sensor en probeer het opnieuw met een verse referentieoplossing. Raadpleeg

Foutenopsporing

op pagina 121 voor meer informatie.

9. Druk op enter als de kalibratie is geslaagd om verder te gaan.
10. Wanneer optie Operator ID in menu CAL OPTIONS (kalibratieopties) op Ja is ingesteld, dient u

een gebruikers-ID in te voeren. Raadpleeg

Kalibratieopties wijzigen

op pagina 120.

118 Nederlands

Advertising