RIDGID SeekTech SR-20 User Manual

Page 93

Advertising
background image

Ridge Tool Company



Tools For The Professional

TM

seekTech sR-20

het graafproces regelmatig opnieuw te controleren kunt

u schade aan de leiding voorkomen en kunt u soms extra

leidingsignalen opvangen die u niet opmerkte vóór het

graven.

Bij het traceren van leidingen is het belangrijk eraan te

denken dat T-stukken, bochten, andere geleiders in de buurt

en metalen massa’s in de buurt een veld kunnen vervormen,

waardoor de gegevens zeer nauwkeurig moeten worden

onderzocht om het werkelijke tracé van de betreffende

leiding te bepalen.

Zie hieronder voor tips voor het verbeteren van het signaal.

Het omcirkelen van de laatste plaats van een duidelijk signaal

op een afstand van ongeveer 6,5 m kan duidelijk maken of de

vervorming afkomstig is van een lokale bocht of een lokaal

T-stuk in de leiding, waardoor de gebruiker het leidingtracé

opnieuw kan oppikken.

Als het signaal duidelijk is, zal de SR-20 vaak een rechte

signaallijn met zeer weinig vervorming weergeven tot aan

een bocht van 90 graden, een lijn met een beetje vervorming

ter hoogte van de bocht, en vervolgens weer een helder

signaal achter de bocht. Het is dus zeer duidelijk wanneer de

leiding een bocht maakt.

Bedieningstips voor actieve leidingtracering

• De SR-20 identificeert vervormde velden zeer

snel. Wanneer de geleidingspijlen op het scherm

gecentreerd zijn en de traceerlijn niet gecentreerd

is (of wanneer het nabijheidssignaalgetal en de

signaalsterkte niet pieken), creëert de vervorming

een complex, niet-cirkelvormig veld.

• Om de traceerkring te verbeteren:

a) Probeer het eens met een lagere frequentie.
b) Plaats de aardstaaf verder uit de buurt van

de te traceren leiding. Gebruik een groter

aardcontactoppervlak (bijv. het blad van een

spade).

c) Zorg ervoor dat de leiding niet verbonden is met

een andere leiding. (Maak gemeenschappelijke

verbindingen slechts los als dat veilig kan).

d) Verplaats de zender naar een ander punt op de

leiding, indien mogelijk.

Als de traceerlijn maar niet centraal op het scherm wil

gaan staan of als ze onregelmatig over het scherm

beweeg, kan dat betekenen dat de SR-20 geen zuiver

signaal ontvangt. Onder deze omstandigheden

kunnen de gemeten diepte en het nabijheidssignaal

ook onstabiel zijn.

a) Controleer de zender om na te gaan of hij correct

werkt en naar behoren werd geaard. Een goede

aansluiting en een goede aarding elemineren

problemen met een lage stroomsterkte.

b) Test de kring door de onderste antenne naar een

van de draden van de zender te wijzen.

c) Ga na of de SR-20 en de zender met dezelfde

frequentie werken.

d) Probeer verschillende frequenties, beginnend bij

de laagste, tot het signaal betrouwbaar kan worden

ontvangen. Gebruik maken van lagere frequenties

kan overvloeiproblemen verhelpen.

e) Verplaats de aardaansluiting voor een betere kring.

Zorg ervoor dat er voldoende contact is (aardingspin

diep genoeg inslaan) vooral in droge bodems.

f) In zeer droge grond kunt u de kring verbeteren door

de grond rondom de aardingspin nat te maken.

Denk eraan dat het vocht zich zal verspreiden en

verdampen, waardoor de kwaliteit van de kring na

een tijdje zal afnemen.

• Een andere manier om vervormde signalen te

detecteren, is door gebruik te maken van de

numerieke signaalhoekindicator.

Beweeg de SR-20 verticaal naar beide zijden van de

getraceerde lijn tot de numerieke signaalhoekindicator

45 graden weergeeft. Zorg ervoor dat u de onderste

alzijdiggerichte antennebol daarbij op dezelfde hoogte

houdt, en de mast van de plaatsbepaler verticaal. Als er

weinig of geen vervorming is, moet de getraceerde lijn

zich in het midden bevinden en moet de afstand tot ieder

45°-punt ongeveer gelijk zijn langs weerszijden. Als het

signaal onvervormd is, is de afstand van het lijnmidden

tot het 45°-punt ongeveer gelijk aan de diepte.

Een andere variant van deze techniek bestaat erin

over dezelfde afstand naar rechts en naar links van de

getraceerde lijn te bewegen, bijvoorbeeld 60 cm, en na

te gaan of de signaalsterkteaflezingen gelijk zijn.

Advertising