Lokaliseringsmethoden – RIDGID SeekTech SR-20 User Manual

Page 99

Advertising
background image

Ridge Tool Company



Tools For The Professional

TM

seekTech sR-20

Lokaliseringsmethoden

Het lokaliseren van een sonde gebeurt in drie belangrijke

hoofdstappen. De eerste stap bestaat in het lokaliseren

van de sonde. De twee stap bestaat in het uiterst

nauwkeurig lokaliseren van de sonde. De derde stap

bestaat in het verifiëren van zijn locatie.

Stap 1: lokaliseer van de sonde

• Houd de SR-20 zo dat de antennemast naar buiten

wijst. Beweeg de antenne heen en weer en luister

naar het geluid. Dat zal het hoogst zijn wanneer de

antennemast in de richting van de sonde wijst.

• Laat de SR-20 zakken tot zijn normale gebruikspositie

(antennemast verticaal) en wandel in de richting

van de sonde. Naarmate u de sonde nadert, zal de

signaalsterkte toenemen evenals het volume en de

hoogte van het geluid. Gebruik de signaalsterkte en

het geluid om het signaal te maximaliseren.

• Maximaliseren van de signaalsterkte. Wanneer de

signaalsterkte haar hoogste punt lijkt te hebben

bereikt, plaatst u de SR-20 vlakbij de grond boven het

punt waar het signaal het sterkst is. Houd de ontvanger

op een constante hoogte boven de grond aangezien

afstand een invloed heeft op de signaalsterkte.

• Noteer de signaalsterkte en beweeg het toestel in alle

richtingen weg van het hoogste punt om na te gaan

of de signaalsterkte aanzienlijk daalt langs alle kanten.

Markeer het punt met een gele sondemarkering.

Figuur 27: polen en 0-lijn van een sonde

Wanneer er bij het naderen een stabiele 0-lijn op het scherm

verschijnt, volgt u die in de richting van een toenemende

signaalsterkte om de sonde te lokaliseren.

Stap 2: precies lokaliseren van de sonde

De polen

moeten verschijnen langs weerszijden van

het maximumsignaalpunt, op gelijke afstand wanneer de

sonde horizontaal ligt. Wanneer ze niet zichtbaar zijn op het

scherm in het punt van de maximumsignaalsterkte, beweegt

u het instrument weg van het maximumpunt loodrecht

op de stippellijn (0-lijn) tot er een verschijnt. Centreer het

instrument boven de pool.

Waar de polen verschijnen hangt af van de diepte van de

sonde. Hoe dieper de sonde, hoe verder ze van de polen

verwijderd zal zijn.
De stippellijn stelt de 0-lijn van de sonde voor. Als de sonde

niet gekanteld is, zal de 0-lijn de sonde doorsnijden bij

maximale signaalsterkte en minimum gemeten diepte.

OPMERKING: wanneer de plaatsbepaler zich boven de 0-

lijn bevindt, betekent dat nog niet dat hij zich boven de

sonde bevindt. Verifieer de plaatsbepaling altijd door de

signaalsterkte te maximaliseren en beide polen te markeren.

• Markeer de eerst gevonden poollocatie met een rode

driehoekige poolmarkering. Na het centreren op de

pool geeft een dubbele-lijnindicator weer hoe de

sonde onder de grond ligt, en in de meeste gevallen

ook in welke richting de leiding ongeveer loopt.

• Wanneer de plaatsbepaler dicht bij een pool komt,

verschijnt er een zoomring gecentreerd op de pool.

• De tweede pool bevindt zich ongeveer even ver van

de sonde in de tegenovergestelde richting. Lokaliseer

hem op dezelfde manier en markeer hem met een

rode driehoekige markering.

• Als de sonde horizontaal ligt, moeten de drie

markeringen op één lijn liggen en moeten de rode

markeringen zich op dezelfde afstand van de gele

sondemarkering bevinden. Als dat niet het geval

is, kan dat wijzen op een gekantelde sonde. (Zie

“Gekantelde sonde” pagina 16). Het is gewoonlijk zo

dat de sonde zich op de lijn tussen de twee polen

bevindt, tenzij in geval van extreme vervorming.

Stap 3: Verifiëren van de plaatsbepaling

• Het is belangrijk de locatie van de sonde te verifiëren

door de informatie van de ontvanger te contrachecken

en de signaalsterkte te laten pieken. Beweeg de SR-20

in alle richtingen weg van de maximumsignaalsterkte

om na te gaan of het signaal overal daalt. Beweeg

het instrument ver genoeg weg om een significante

daling waar te nemen in iedere richting.

Advertising