Schermelementenmenu, Optionele functies – RIDGID NaviTrack II User Manual

Page 104

Advertising
background image

NaviTrack® II

18

Schermelementenmenu

Wanneer u het pictogram “twee schermpjes” selecteert, wordt
het Schermselectiemenu weergegeven voor hetzij de tra-
ceermodus

hetzij de sondemodus

. In dit menu kunt u

schermelementen in- en uitschakelen. De NaviTrack® II wordt
geleverd met bepaalde elementen uitgeschakeld ter wille van
de eenvoud. Om een element in of uit te schakelen, drukt u
op pijltje omhoog of omlaag om het element te highlighten.
Druk vervolgens op de selectietoets om het vakje ernaast aan
of af te vinken
. Aangevinkte schermelementen worden inge-
schakeld voor de geselecteerde modus.

Figuur 30: Schermelementen (sondemode)

Optionele functies

Geavanceerde functies van de NaviTrack® II kunnen worden
ingeschakeld met behulp van de Menu-toets om de menu-
boomstructuur op te roepen. Selecteer de het menu
Schermelementen (voor schermelementen – beschreven op
pagina 18) of het menu Frequentieselectie (om andere
frequenties te activeren – beschreven op pagina 8).

Optionele functies zijn onder meer:

Figuur 31: circuit met waterpeilmarkering en aanwijzer

Waterpeilmarkering

Het waterpeilmarkering is een markering die in de buitenste
ring van het scherm verschijnt. Het is een grafische
voorstelling van de hoogst bereikte signaalsterkte. Ze wordt
“achtervolgd” door een massieve aanwijzer die de heersende
signaalsterkte aangeeft.

Als de signaalsterkteaanwijzer hoger gaat dan de waterpeil-
markering, gaat de waterpeilmarkering eveneens omhoog
om het nieuwe hoogste niveau grafisch weer te geven. Hij is
standaard uitgeschakeld maar kan worden ingeschakeld in
het selectiemenu Schermelementen.

Figuur 32: “Geen signaal”-weergave

“Geen signaal”-pictogram

Wanneer de NaviTrack® II geen bruikbaar signaal ontvangt op
de geselecteerde frequentie toont hij het modusteken met
een streep erdoor, om aan te geven dat er geen signaal wordt
gedetecteerd. Dat reduceert de verwarring die kan ontstaan
bij het interpreteren van de willekeurige ruis die sommige
plaatsbepalers weergeven bij gebrek aan een signaal.

Figuur 33: signaalsterkte gecentreerd

De optie Signaalsterkte centreren

Wanneer deze optie wordt ingeschakeld in het menuselectie-
scherm wordt het getal dat de signaalsterkte voorstelt ge-
dwongen weergegeven in het midden van het schermgebied
telkens wanneer er geen nabijheidssignaal beschikbaar is. Dat
kan zich voordoen wanneer het signaal zwak is. Wanneer er
een nabijheidssignaal beschikbaar wordt, keert het
signaalsterktegetal terug naar de rechter benedenhoek van
het scherm waar het zich normaal bevindt. (Uitsluitend in
leidingtraceermodus.)

Advertising