Instelling – RIDGID NaviTrack II User Manual

Page 93

Advertising
background image

NaviTrack® II

7

Instelling

Wanneer de NaviTrack® II eenmaal is ingeschakeld, bestaat de
volgende stap in het instellen van de frequenties die overeen-
komen met de te lokaliseren zender, sonde of leiding.

Frequenties die reeds ingeschakeld zijn verschijnen achtereen-
volgens door op de frequentietoets te drukken. (Bijvoorbeeld,
de standaardsondefrequentie van 512 Hz is beschikbaar
onder de frequentietoets.)

Figuur 7: Sondefrequentie geselecteerd met frequentietoets

Noteer dat de gebruikelijke sondefrequentie, 512 Hz, stan-
daard ingeschakeld is.
Andere frequenties kunnen worden toegevoegd aan de reeks
geactiveerde, ingeschakelde frequenties zodat ze beschikbaar
worden onder de frequentietoets.

De frequenties kunnen worden ingeschakeld voor gebruik
door ze te selecteren uit een lijst in het hoofdmenu.

Figuur 8: Hoofdmenu

1. Druk op de menutoets:

Figuur 9: Menutoets

2. Highlight de gewenste frequenties met behulp van de

pijltjestoetsen omhoog en omlaag. In dit voorbeeld
wordt een frequentie van 128 Hz geactiveerd.

Figuur 10: highlighten van een gewenste frequentie (128 Hz)

3. Druk op de selectietoets (hieronder getoond) om het

vakje aan te vinken voor elke frequentie die u wenst te
gebruiken.

Figuur 11: Selectietoets

Figuur 12: Gewenste frequentie aangevinkt

4. De frequenties die werden geselecteerd voor gebruik

hebben een vinkje in het vakje ernaast. (Met
menutoets verlaat u het bedieningsscherm.)

Het hoofdmenu toont al de beschikbare geactiveerde
frequenties. Verschillende frequenties kunnen worden in- en
uitgeschakeld voor verschillende jobs vanuit de lijst van
geactiveerde frequenties, door ze aan of af te vinken met
behulp van de selectietoets.

Frequenties worden gegroepeerd per categorie:

Sonde

Leidingtracering

Vermogen

Advertising