Onderhoud van de navitrack® ii, Transport en bewaring, Installeren/gebruiken van toebehoren – RIDGID NaviTrack II User Manual

Page 109

Advertising
background image

NaviTrack® II

23

Wanneer de leiding T-stukken of vertakkingen bevat.

Wanneer u een duidelijk signaal volgt dat plots
dubbelzinnig wordt, probeert u best te zoeken in een
cirkel van ongeveer 5-6 m rondom het laatst gekende
punt om na te gaan of het signaal opnieuw duidelijk
wordt. Dat kan een vertakking, een verbinding of een
andere verandering in de leiding blootleggen. Wees
waakzaam voor “splitsingsmogelijkheden” of plotse
richtingsveranderingen in de te traceren leiding.

Wanneer de signaalsterkte te gering is. Een sterk sig-

naal is noodzakelijk voor een nauwkeurige plaatsbepaling.
Een zwak signaal kan worden verbeterd door de aarding
van de kring, de frequentie of de zenderaansluiting te wij-
zigen. De verstandige plaatsbepaler weet dat isolatie een
beter signaal oplevert. Versleten of beschadigde isolatie,
blote concentrische kabels en aan aarde blootgestelde
ijzeren buizen compromitteren de signaalsterkte door
aardlekken.

Het aarden van het verste uiteinde zal de signaalsterkte

aanzienlijk veranderen. Wanneer het niet mogelijk is het
verste uiteinde te aarden, verschaft een hogere frequentie
een sterker signaal. Het verbeteren van de aarding van de
lokaliseringskring is een van de voornaamste remedies
voor een zwak signaal.

Wanneer de bodemomstandigheden variëren. Ex-

tremen inzake vocht of droogte kunnen de metingen
beïnvloeden. Bijvoorbeeld, aarde die verzadigd is met
zoutwater zal het signaal ernstig afschermen en het lokali-
seren bijzonder moeilijk maken, vooral bij hoge frequen-
ties. Maar het toevoegen van water aan een zeer droge
aarde rondom een aardingspin kan het signaal aanzienlijk
verbeteren.

In de aanwezigheid van grote metalen voorwerpen.

Gewoon voorbij een geparkeerde wagen lopen tijdens
een tracering kan een onverwachte tijdelijke signaalsterk-
teverhoging veroorzaken. Dit effect is sterker bij hoge
frequenties, die zich vlugger “vastkoppelen” aan andere
voorwerpen.

Een ontvanger kan de onderliggende voorwaarden van een
moeilijke lokalisering niet veranderen, maar het wijzigen van
de frequentie, de aarding of de zenderlocatie, of het isoleren
van de doelleiding van een raakvlak kan de resultaten
verbeteren, door een betere aardaansluiting te maken,
signaalsplitsingen te voorkomen en vervorming te reduceren.
Andere ontvangers zullen aangeven dat ze zich misschien
boven de leiding bevinden, maar zijn minder in staat iets te
vertellen over de kwaliteit van de lokalisering.

De NaviTrack® II verschaft meer informatie. Als alle indicatoren
overeenkomen en met elkaar stroken, kunnen er met meer
vertrouwen markeringen worden aangebracht. Als het veld
vervormd is, is dat meteen duidelijk. Dat stelt de operator in
staat iets te doen om de doelleiding te isoleren, de aarding,
het aansluitingspunt of de frequentie te wijzigen, of de zender
te verplaatsen om te komen tot een betere ontvangst met

minder vervorming. Voor nog meer zekerheid kunt u de
situatie fysisch controleren, bijvoorbeeld door hier en daar
gaten te graven.

Bij de eindanalyse is de operator het “belangrijkste
onderdeel” van de lokaliseringstaak. De NaviTrack® II verschaft
de plaatsbepaler een ongeëvenaarde hoeveelheid informatie
waarmee hij snel tot een accurate conclusie kan komen.

Onderhoud van de NaviTrack® II

Transport en bewaring

Schakel het toestel uit alvorens het te transporteren om de
batterijen te sparen.

Berg het instrument voor transport veilig op zodat het niet
kan rondstuiteren of worden geraakt door andere losse
voorwerpen.

De NaviTrack® II moet worden bewaard op een droge en koele
plaats.

OPMERKING: Wanneer de NaviTrack® II voor langere tijd
wordt opgeborgen, moeten de batterijen er uit worden
verwijderd. Verwijder de batterijen uit de NaviTrack® II
wanneer u hem gaat verzenden.

Installeren/gebruiken van toebehoren

De NaviTrack® II wordt ook geleverd met markeringen om
polen of sondes boven de grond te markeren. Er zijn twee (2)
rode markeringen voor de polen en één (1) gele markering
voor de sonde. De markeringen kunnen ook worden gebruikt
om tijdelijk punten te markeren om naar terug te keren
tijdens het verkennen van een doelgebied of het traceren van
een leiding.

Voor meer ondersteuning kunt u terecht bij uw verdeler of
onderhoudsdienst of rechtstreeks bij Ridge Tool Europe
(++ 32/16.380.211). Reserveonderdelen kunt u bestellen bij
uw RIDGID-dealer.

Advertising