Nederlands, Bedieningsvoorschrift, Vacuümpompen – Elmo Rietschle VC 200 User Manual

Page 21

Advertising
background image

VC

VC 200

VC 300

D

F

F

A

F

E

F

E

E

B

E

X

N

M

O

Gardner Denver
Schopfheim GmbH

Postfach 1260

79642 SCHOPFHEIM
GERMANY

Fon +49 7622 / 392 -0

Fax +49 7622 / 392 -300

e-mail: er.de@
gardnerdenver.com

www.gd-elmorietschle.com

Bedieningsvoorschrift

Vacuümpompen

Uitvoeringen
Dit bedieningsvoorschrift is geldig
voor de volgende oliegesmeerde
schottenpompen: VC 200 en VC 300
De capaciteit bij vrije aanzuiging
bedraagt 200 en 300 m

3

/h bij 50 Hz.

Het verband tussen de capaciteit en
de druk is weergegeven op de maat-
schetsen D 232.

Beschrijving
De VC vacuümpompen hebben
zuigzijdig een standaard zeeffilter
en aan de uitlaatzijde een olienevel-
filter voor de terugvoer van de olie in
het smeersysteem. De pomp is voor-
zien van een beschermingskap. Een
ventilator tussen pomphuis en motor
zorgt voor de intensieve koeling. De
ventilator bevindt zich in een tegen
aanraking beschermend ventilator-
huis. Een tweede ventilator binnenin
de oliekoeler zorgt voor de koeling
van de olie.
Een geintegreerde terugslagklep
voorkomt het beluchten van een geevakueerd vacuumsysteem na het uitschakelen van de vacuumpomp. Indien de
stilstand van de vacuumpomp langer is dan 2 minuten, dan dient de vacuumleiding atmosferisch belucht te worden.
Een standaard gasballastventiel (U) voorkomt de condensatie van waterdamp in de pomp, indien deze op bedrijfs-
temperatuur is bij het aanzuigen van geringe hoeveelheden waterdamp. Bij grote hoeveelheden waterdamp is een
gasballastventiel met en versterkte werking geschikt.
De aandrijving van de pomp geschiedt door een Normmotor middels een koppeling.
Toebehoren: een vacuumregelventiel (ZRV), een extra terugslagklep (ZRK), een stofafscheider (ZFP), een vacuümdicht
aanzuigfilter (ZVF), een motorbeveiligingsschakelaar (ZMS) en een vacuümmeter.

Toepassing

De vacuümpompen type VC zijn geschikt voor industriële toepassing, d.w.z. dat de beveiligingen conform
DIN EN 294 zijn volgens tabel 4 voor personen boven de 14 jaar.

Het maximale eindvacuüm (fijnvacuüm 0,5 mbar abs. of grofvacuüm 10 mbar abs) kan door de gebruiker bepaald worden
(zie instelschroef (X).
De VC is geschikt voor het evacueren van gesloten systemen of voor een continue vacuüm in de volgende bereiken:
Fijnvacuüm:

0,5 tot 100 mbar (abs.)

Grofvacuüm:

10 tot 500 mbar (abs.)

Bij een continu gebruik buiten dit bereik bestaat de kans op olieverlies via de uitlaat. Bij het evacueren van een gesloten
systeem dient het te evacueren volume niet meer dan 2% van het zuigvermogen van de vacuumpomp te bedragen.

De aangezogen lucht mag waterdamp bevatten, maar geen water of andere vloeistoffen. Agressieve of
brandbare gassen en dampen mogen niet verpompt worden. Voor waterdamp verdraagzaamheid zie info

I 200.
Bij het verpompen van brandbare of agressieve gassen en dampen, met speciale uitvoeringen, dient men te
handelen volgens de veiligheidsvoorschrift XN 2.

De omgevingstemperatuur en de temperatuur van de aangezogen lucht moeten tussen de 5° en 40° C te
liggen. Bij temperaturen buiten deze waarden verzoeken wij u contact met ons op te nemen.

De standaard uitvoering mag niet in ruimten gebruikt worden die explosie gevaarlijk zijn.
Een tegendruk aan de uitlaatzijde is slechts tot + 0,1 bar toegestaan.

Bij toepassingen, waarbij een ongeoorloofd uitzetten of een storing van de vacuümpomp tot gevaarlijke
situaties voor personen of installaties kan leiden, moeten voldoende veiligheidsmaatregelen genomen

worden.

BN 232

1.8.2007

Advertising
This manual is related to the following products: