Bosch BL 200 GC Professional User Manual

Page 109

Advertising
background image

Nederlands | 109

Bosch Power Tools

1 609 929 L80 | (26.7.07)

Toepassingsvoorbeelden

Opmerking: Bij alle toepassingsvoorbeelden,
met uitzondering van „Hellingen aantekenen”,
wordt ervan uit gegaan dat automatisch nivelle-
ren is ingeschakeld.

Hoogtepunt overbrengen en meterlijn
(zie afbeelding B)
Plaats het meetgereedschap in de horizontale
stand op een stevige ondergrond of monteer het
op een statief 40 (toebehoren).
Werkzaamheden met statief en ontvanger 38:
Richt de laserstraal in de rotatiefunctie op de
gewenste hoogte en breng de hoogte naar het
doel over.
Werkzaamheden zonder statief: Bepaal het
hoogteverschil tussen de laserstraal (in de punt-
of lijnfunctie) en de hoogtelijn bij het referentie-
punt met behulp van de meetplaat 35. Draai de
laserstraal met de richtingtoetsen links 21 resp.
rechts 24 naar het doel en breng het gemeten
hoogteverschil over.

Loodstraal parallel uitlijnen (zie afbeelding C)
Als u rechte hoeken wilt aantekenen of tussen-
wanden wilt uitlijnen, dient u de loodstraal 8 pa-
rallel, dat wil zeggen op dezelfde afstand tot een
referentielijn (bijvoorbeeld een muur) uit te lij-
nen.
Stel daarvoor het meetgereedschap in de verti-
cale stand op en positioneer het zo dat de lood-
straal ongeveer parallel aan de referentielijn ver-
loopt.
Meet voor de nauwkeurige positionering de af-
stand tussen loodstraal en referentielijn vlakbij
het meetgereedschap met behulp van de meet-
plaat 35. Meet de afstand tussen loodstraal en
referentielijn opnieuw op een zo groot mogelijke
afstand van het meetgereedschap. Richt de
loodstraal met behulp van de richtingtoetsen
links 21 resp. rechts 24 zo dat deze dezelfde af-
stand tot de referentielijn heeft als bij de meting
vlakbij het meetgereedschap.

Rotatievlak boven een bodempunt centreren
(zie afbeelding D)
Als er rechte hoeken vanuit een gedefinieerd bo-
dempunt moeten worden afgetekend, dient u
het rotatievlak boven dit referentiepunt te cen-
treren.
Plaats het meetgereedschap in de verticale
stand zo dicht mogelijk boven het referentie-
punt en kies de puntfunctie.
Met de richtingtoetsen boven 20 resp. onder 23
draait u de variabele laserstraal zo dat deze naar
onderen op de vloer is gericht. Met behulp van
de libel 1 op de rotorkop richt u de laserstraal
vervolgens nauwkeurig verticaal.
f

Controleer dat de variabele laserstraal naar
onderen is gericht voordat u van boven op
de libel 1 kijkt.
Zo voorkomt u rechtstreeks
kijken in de laserstraal.

Positioneer het meetgereedschap zo dat de ver-
ticale laserstraal nauwkeurig het referentiepunt
raakt.

Rechte hoeken aantekenen (zie afbeelding E)
De rechte hoek wordt bij een verticale stand van
het meetgereedschap door de loodstraal 8 en
de variabele laserstraal 9 aangegeven.
Naar behoefte centreert u voor het aantekenen
van rechte hoeken het rotatievlak boven een bo-
dempunt en lijnt u de loodstraal 8 parallel aan
een referentielijn (bijvoorbeeld een muur) uit.

Verticale lijnen aantekenen (zie afbeelding F)
Stel het meetgereedschap in de verticale stand
op en richt de variabele laserstraal 9 op de
plaats waar de verticale lijn moet worden aange-
tekend. Kies de lijn- of rotatiefunctie en teken de
verticale lijn aan.

Verticaal vlak aangeven (zie afbeelding F)
Plaats het meetgereedschap in de verticale
stand. Richt de variabele laserstraal op een refe-
rentielijn (bijvoorbeeld een tussenwand). Kies
de lijn- of rotatiefunctie en teken het verticale
vlak aan.

OBJ_BUCH-78-004.book Page 109 Thursday, July 26, 2007 2:04 PM

Advertising