Tunturi T80 User Manual

Page 53

Advertising
background image

NL

H A N D L E I D I N G

T 8 0 T 8 5

53

u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij

Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop

te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma;

het display toont de gegevens over de geleverde

prestatie en gaat terug in de startmodus.

HARTSLAGAANGEpASTE TRAINING

Gecontroleerde hartslagtrainingen geven de

mogelijkheid tot training op een gewenst

hartslagniveau. Hartslagaangepaste profielen

veronderstellen altijd het gebruik van de

hartslaggordel. Als de hartslagmeting niet

functioneert, verschijnt er in het tekstveld het

foutteken CHECK TRANSMITTER. Dan moet u

controleren of u de gegeven aanwijzingen voor het

gebruik van de hartslaggordel hebt opgevolgd.

1.

Als u uw gebruikersgegevens wilt benutten

of uw training wilt opslaan, geef dan uw

gebruikersgegevens op of kies uw gebruikerscode

(1-4). Met de ENTER-toets bevestigt u de instelling.

2.

Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje

naast de HRC-tekst brandt. Met de ENTER-toets

bevestigt u de instelling.

3.

Selecteer met de pijltoetsen een van de volgende

hartslagmodellen:

a) Snelheid besturing = De looptrainer houdt uw

hartslag door middel van de snelheidsbesturing

constant. Indien gewenst is de loophoek ook tijdens

de training te veranderen.

b) Loophoek besturing = De besturing van de

hartslag is door de hellinghoek van de band aan te

passen. In deze mode, wordt de snelheid aangepast

door op het Haas of op de Schildpad-toets te

drukken. Bij deze trainingsvorm regelt u zelf de

snelheid van de loopmat via de PSC-functie of met

behulp van de haas/schildpad-toetsen.

c) Combinatie = De looptrainer houdt uw hartslag

ook constant door de hellinghoek en de snelheid

evenredig aan te passen.

4.

Druk ENTER voor bevestiging van uw keuze.

5.

Kies de gewenste hartslagniveau (80-180) met de

pijltoetsen.

6.

Druk op de START-toets om training met een

constant hartslagniveau te beginnen. Tijdens

de training kunt u het hartslagniveau met de

pijltoetsen veranderen.

7.

Om de minuut verschijnen op het profieldisplay

de snelheidsgegevens van de training. Na verloop

van 20 minuten verdwijnt het displaybeeld van de

monitor naar links en kunt u de snelheidsgegevens

van de afgelopen 20 minuten aflezen. Als u tijdens

de training op SELECT drukt, komen op het monitor

de cumulatieve snelheids-, hellings-, hartslag- en

atletiekbaanprofiel te staan (T85).

8.

Door tijdens de training de STOP-toets 1 x in te

drukken, staat de mat stil en gaat in een vijf minuten

durende pauzetijd over. Gedurende deze tijd kunt

u de onderbroken training voortzetten door de

START-toets te drukken. In de wachtmodus kunt

u ook de training in het geheugen opslaan (zie bij

Geheugenfunctie). Door twee keer op de STOP-knop

te drukken, beëindigt u het trainingsprogramma;

het display toont de gegevens over de geleverde

prestatie en gaat terug in de startmodus.

CONDITIETEST

Met de loopmat zijn twee verschillende

conditietests mogelijk. De lichte conditietest is een

wandeltest van 2 km, die u snel wandelend moet

afleggen. Voor personen met een goede conditie is

de Cooper-hardlooptest geschikter, deze duurt 12

minuten.

1.

Druk de SELECT-toets in, totdat het signaallampje

naast de TEST-tekst brandt. Met de ENTER-toets

bevestigt u de instelling.

2.

Druk op de SELECT-knop, hiermee kunt u kiezen

voor de wandeltest van 2 km of de Coopertest. Met

de ENTER-toets bevestigt u de instelling.

2 KM LOOpTEST

Bij de wandeltest moet de hartslagmeter worden

gebruikt: de conditie wordt beoordeeld aan de

hand van de hartslag tijdens het lopen en de tijd

die u voor het wandelen van 2 km nodig had. Aan

de test gaat een opwarmfase van 3 min vooraf.

Wij adviseren dan ook aan, om na de test rustig te

blijven door lopen totdat uw hartslagniveau weer

de normale waarde bereikt heeft. Op basis van de

resultaten geeft de meter een schatting van uw

maximale zuurstofopnamecapaciteit.

BEGIN VAN DE WANDELTEST:

1.

In het tekstveld van de meter wordt de lengte van

de deelnemer aan de test gevraagd (HEIGHT): stel

deze in met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.

2.

In het tekstveld van de meter wordt het geslacht

van de deelnemer gevraagd (SEX): stel dit in met de

pijltoetsen. Bevestig met ENTER.

3.

In het tekstveld van de meter wordt het gewicht

van de deelnemer gevraagd (WEIGHT): stel uw

gewicht in met de pijltoetsen. Bevestig met ENTER.

4.

In het tekstveld van de meter wordt de leeftijd van

de deelnemer gevraagd (AGE): stel deze in met de

pijltoetsen. Bevestig met ENTER.

5.

In het tekstveld van de meter wordt gemeld,

dat de opwarmfase van 3 min (WARM UP) kan

beginnen. Druk op START om te beginnen.

6.

De helling van de mat wordt automatisch op 1

% gezet; dit simuleert de luchtweerstand. U kunt

de snelheid regelen met de snelheidsknoppen.

Wij adviseren voor de opwarmfase een iets hoger

wandeltempo dan gemiddeld.

7.

Tijdens het opwarmen telt de klok drie minuten

terug. Wanneer de klok op 0:00 komt, klinkt een

geluidssignaal en begint de eigenlijke test (TEST

STARTED!).

UITVOERING VAN DE WANDELTEST:

1.

Het is de bedoeling de afstand van 2 km zo

snel mogelijk wandelend af te leggen. U kunt uw

loopsnelheid zelf regelen met de snelheidsknoppen.

Advertising