6 elektrische installatie, 1 aansluiting van de voeding, 2 i/o/verbindingen – Xylem ECOCIRC XL & XLplus User Manual

Page 91: 3 toewijzing van de aansluiting

Advertising
background image

Pompmodel

Type schroef

Aanhaalmo-

ment

65–120F
80–120F
100–120F

WAARSCHUWING:
Controleer na het opnieuw monteren

van de pomp of er lekkages zijn.

4.6 Elektrische installatie

Voorzorgsmaatregelen

ELEKTRISCH GEVAAR:

• Zorg dat alle aansluitingen worden

uitgevoerd door gekwalificeerde

technicus in overeenstemming met

de geldende regelgeving.

• Voordat u begint met werkzaamhe-

den aan de unit, dient u ervoor te

zorgen dat de unit en het bedie-

ningspaneel gescheiden zijn van de

elektrische voeding en niet kunnen

worden ingeschakeld.

Aardgeleiding (massa)

ELEKTRISCH GEVAAR:

• Sluit altijd eerst de externe be-

schermgeleider op de aardedraad

aan voordat u andere elektrische

verbindingen aansluit.

• Alle elektrische apparatuur op de

aardedraad worden aangesloten.

Dit geldt voor de pomp en de bijbe-

horende apparatuur. Controleer of

de aardeaansluiting geaard is.

Opmerking:
Het aantal keren dat de pomp is aan- of uitgezet

moet minder dan 3 keer per uur zijn en in elk geval

minder dan 20 keer per 24 uur.

4.6.1 Aansluiting van de voeding

WAARSCHUWING:
Maak geen aansluiting in de regeldoos

van de pomp tenzij de stroomvoorzie-

ning minstens 2 minuten is uitgescha-

keld.

Voor modellen met

"stekkeraansluiting"

(25-40, 25-60, 32-40,

32-60). Zie

Afbeelding

16

.

1. Open de klep van

de aansluiting en

steek de kabel in de

kabelwartel.

2. Trek de contactveer

omlaag.

3. Sluit de kabel aan

conform het bedra-

dingsschema.

4. Stem de twee delen

van de aansluiting

op elkaar af.

5. Duw de twee onder-

delen in elkaar.

6. Sluit de aansluiting

en draai deze stevig

aan tot de kabelwar-

tel.

Voor modellen met een

standaard eindblokaan-

sluiting. Zie

Afbeelding

15

.

1. Open de klep van

de contactdoos

door de schroeven

(5) los te draaien en

te verwijderen.

2. Gebruik de M20 ka-

belwartel voor de

stroomkabel.

3. Sluit de kabel aan

conform het bedra-

dingsschema. Zie

Afbeelding 17

en

Afbeelding 19

.

a. Sluit de aarddraad

(massa) aan. Zorg

ervoor dat de aard-

draad (massa) lan-

ger is dan de fase-

draden.

b. Sluit de fasedraden

aan.

4. Sluit het deksel van

de verdeeldoos en

draai de schroeven

vast tot 1 Nm.

Voor kabelvereisten, zie

Toewijzing van de aanslui-

ting

.

4.6.2 I/O/verbindingen

1. Open de klep van de contactdoos door de

schroeven (5) los te draaien en te verwijderen.

Zie

Afbeelding 14

en

Afbeelding 15

2. Sluit de juiste kabels aan conform het schema

van de contactdoos. Zie

Afbeelding 18

,

Af-

beelding 19

en de eisen van paragraaf

Toewij-

zing van de aansluiting

.

3. Sluit het deksel van de verdeeldoos en draai

de schroeven vast tot 1 Nm.

4.6.3 Toewijzing van de aansluiting

Opmerking:

• Gebruik voor alle aansluitingen een kabel die

bestand is tegen temperaturen tot +85°C

(+185°F). De kabels hoeven de motorbehui-

zing, de pomp of de leidingen nooit aan te ra-

ken.

• Draden die aangesloten zijn op voedingsaan-

sluitingen en foutsignaalrelais (NO,C) moeten

van anderen gescheiden worden door versterkt

isolatiemateriaal.

Alleen voor

de model-

len 25-40,

25-60,

32-40 en

32-60

PLUG-aan-

sluiting

M12 (1) Ka-

bel Φ 2÷5

mm

M12 (2) Ka-

bel Φ 2÷5

mm

Voeding

3 x

0,75÷1,5

nl - Vertaling vanuit het origineel

91

Advertising