Voorzorgsmaatregelen, Geluidsniveau, 1 de pomp aanzuigen – Xylem e-SV User Manual

Page 58: 2 controleer de draairichting (driefasenmotor), 3 de pomp starten, 6 onderhoud, 1 onderhoud

Advertising
background image

4.

Vervang de beschermkap van de aansluitdoos.

Opmerking:

Draai de kabelwartels voorzichtig aan om te voorkomen dat de kabel

kan verschuiven en er vocht in de contactdoos terecht kan komen.

5.

Als de motor niet is uitgerust met een automatische resetfunctie van

de thermische beveiliging, stel dan de beveiliging tegen overbelasting

af volgens onderstaan de lijst.
• Als de motor wordt gebruikt op volledige belasting, zet dan de

waarde op de nominale stroom van de elektrische pomp (typepla-

tje)

• Als de motor wordt gebruikt op gedeeltelijke belasting, zet dan de

waarde op de arbeidsstroom (bijvoorbeeld gemeten met een

stroomtang).

• Als de pomp over een star-delta startsysteem beschikt, zet de ther-

mische relais dan op 58% van de nominale stroom of de arbeids-

stroom (alleen voor driefasenmotoren).

5 In bedrijf stellen, opstarten,

bedienen en uitschakelen

Voorzorgsmaatregelen

WAARSCHUWING:
• Zorg ervoor dat de afgevoerde vloeistof geen schade of letsel

veroorzaakt.

• De motorbeschermers kunnen de motor onverwacht opnieuw

starten. Dit kan ernstig letsel tot gevolg hebben.

• Stel de pomp NOOIT in werking wanneer de koppelingsbe-

scherming niet correct is gemonteerd.

VOORZICHTIG:
• Het buitenoppervlak van de pomp en de motor kunnen tij-

dens werking warmer worden dan 40ºC (104ºF). Raak dit niet

aan zonder beschermende kleding.

• Plaats geen brandbaar materiaal in de buurt van de pomp.

Opmerking:
• Gebruik de pomp nooit wanneer de stroomsnelheid lager is dan het mini-

male nominale niveau, wanneer deze droog is of zonder vulling vooraf.

• Bedien de pomp met de aanleverklep ON-OFF gesloten nooit langer dan

een paar seconden.

• Bedien de pomp nooit met de aanzuigklep ON-OFF gesloten.
• U voorkomt dat de interne onderdelen van de pomp oververhit raken

door te zorgen dat er altijd een minimale waterstroming gegarandeerd is

terwijl de pomp in bedrijf is. Als dit niet mogelijk is, wordt het gebruik

van een bypass- of recirculatieleiding aanbevolen. Raadpleeg de minimale

nominale doorvoersnelheid in de bijlage.

• Stel een stilstaande pomp niet bloot aan vriesomstandigheden. Voer alle

vloeistof af die zich in de pomp bevindt. Wanneer u dat niet doet, kan de

vloeistof bevriezen en de pomp beschadigen.

• De som van de druk aan de aanvoerkant (waterleiding, zwaartekracht-

tank) en de maximale druk die geleverd wordt door de pomp mogen de

maximaal toegestane werkdruk voor de pomp niet overschrijden (nomi-

nale druk PN).

• Gebruik de pomp niet als er cavitatie optreedt. Cavitatie kan leiden tot

schade aan de interne onderdelen.

• Als u warm water pompt, moet u zorgen voor een minimale druk aan de

aanvoerkant om cavitatie te voorkomen.

Geluidsniveau
Voor informatie over het geluidsniveau dat wordt afgegeven door appara-

tuur die uitgerust is met een motor van Lowara, zie Tabel 10.

5.1 De pomp aanzuigen

Voor informatie over het plaatsen van de plug, zie Afbeelding 15.

Installaties met vloeistofniveau boven de pomp (aanzuigkop)

Voor een illustratie van de pomponderdelen, zie Afbeelding 16.

1.

Sluit de aan-uitklep die zich stroomafwaarts ten opzichte van de pomp

bevindt. Selecteer de toepasselijke stappen:

2.

Series 1, 3, 5:
a) Losdraaien van de afvoerplugpen (2).
b) Verwijder de vul- en ventilatieplug (1) en open de aan-uitklep

stroomopwaarts totdat het water uit het gat stroomt.

c) Vastdraaien van de afvoerplugpen (2).
d) Vervang de vul- en ventilatieplug (1).

3.

Series 10, 15, 22, 33, 46, 66, 92, 125:
a) Verwijder de vul- en ventilatieplug (1) en open de aan/uitklep

stroomopwaarts totdat het water uit het gat stroomt.

b) Sluit de vul- en ventilatieplug (1). Vulplug (3) kan worden gebruikt

in plaats van (1).

Installaties met vloeistofniveau onder de pomp (aanzuighoogte)

Voor een illustratie van de pomponderdelen, zie Afbeelding 17.

1.

Open de aan-uitklep stroomopwaarts ten opzichte van de pomp en

sluit de aan-uitklep stroomafwaarts. Selecteer de toepasselijke stappen:

2.

Series 1, 3, 5:
a) Losdraaien van de afvoerplugpen (2).
b) Verwijder de vul- en ventilatieplug (1) en gebruik een trechter om

de pomp te vullen totdat water uit het gat stroomt.

c) Vervang de vul- en ventilatieplug (1).
d) Vastdraaien van de afvoerplugpen (2).

3.

Series 10, 15, 22, 33, 46, 66, 92, 125:
a) Verwijder de vul- en ventilatieplug (1) en gebruik een trechter (4)

om de pomp te vullen totdat water uit het gat stroomt.

b) Vervang de vul- en ventilatieplug (1). Vulplug (3) kan worden ge-

bruikt in plaats van (1).

5.2 Controleer de draairichting (driefasenmotor)

Volg deze procedure voor het opstarten.
1.

Zoek de pijlen op de adapter of de motorventilator om de juiste draai-

richting te bepalen.

2.

Start de motor.

3.

Controleer snel de draairichting door de koppelingsbeveiliging of door

de bescherming van de motorventilator.

4.

Stop de motor.

5.

Doe het volgende als de draairichting onjuist is:
a) Ontkoppel de stroomtoevoer.
b) Verwissel in het contactbord van de motor of het elektrische be-

sturingspaneel de posities van twee van de drie draden van de aan-

voerkabel.

Voor de bedradingschema´s, zie Afbeelding 14.

c) Controleer nogmaals de draairichting.

5.3 De pomp starten

Zorg voor het starten van de pomp dat:

• de pomp op de juiste manier op de stroomvoorziening is aangesloten.
• de pomp op de juiste manier is aangezogen conform de instructie in de

De pomp aanzuigen.

• De aan-uitklep stroomafwaarts ten opzichte van de pomp is gesloten.
1.

Start de motor.

2.

Open geleidelijk de aan-uitklep aan de afvoerzijde van de pomp.

Onder de verwachte werkomstandigheden moet de pomp soepel en

stil functioneren. Zo niet, raadpleeg dan Storingen verhelpen.

6 Onderhoud

Voorzorgsmaatregelen

WAARSCHUWING:

Ontkoppel de netspanning en grendel deze af voordat u de

pomp installeert of onderhoudt.

WAARSCHUWING:
• Alleen bevoegd en gekwalificeerd personeel mag onderhoud

plegen.

• Neem de geldende regels ter voorkoming van ongelukken in

acht.

• Gebruik geschikte apparatuur en beschermingsmiddelen.
• Zorg ervoor dat de afgevoerde vloeistof geen schade of letsel

veroorzaakt.

6.1 Onderhoud

Er is geen gepland onderhoud voor de pomp nodig. Als de gebruiker van de

pomp regelmatige onderhoudstermijnen wil inplannen, zijn deze afhankelijk

van het soort gepompte vloeistof en de bedrijfsomstandigheden van de

pomp.

nl - Vertaling van de oorspronkelijke gebruiksaanwijzing

54

e-SV - Nederlands

Advertising